‘…de wijze heeft ogen in zijn hoofd, maar de dwaas wandelt in de duisternis; maar ik bemerkte ook, dat één lot hen allen treft, en ik zei bij mijzelf: Wat een dwaas wedervaart, overkomt ook mij: waartoe ben ik dan zo uitermate wijs geweest. Toen sprak ik bij mijzelf, dat ook dit ijdelheid is.‘ (Uit Prediker 2 de verzen 14-15)
Geciteerd: De gedachte van de gemeenschappelijkheid van het ijdele leven vinden we in Prediker bij herhaling, telkens in ander verband en andere nuancering. In 2 vers 14b wordt deze gemeenschappelijkheid opgevat als fataal voor de waarde en het voordeel van de wijsheid. Het is wel waar dat de wijze ogen in zijn hoofd heeft en dat de dwaas in verblinding en duisternis zijn levenswandel volbrengt, maar – en nu komt de tweede afwijzer even in de lijn van de eerste, de man van het grootse experiment – wat koop ik daarvoor?
De tweede wijze ontkent zeer nadrukkelijk, dat wijsheid het leven schenkt. Wellicht komt hij in de loop van de discussie tot een andere mening; dat weten we niet met zekerheid. Zijn waardering voor de wijsheid en zijn erkenning van haar voordeel worden wel zeer bedenkelijk, als we hem horen zeggen: ‘Maar ik merkte op, dat één lot hen allen treft, en ik zei bij mijzelf’ – hier neemt de reflectie een verkeerde wending – ‘Wat de dwaas overkomt, overkomt ook mij.’ (1)
En bepaald dwaas (goddeloos) in de ware zin, zoals we die leren kennen in de wijsheidsboeken, klinkt zijn conclusie: ‘Waartoe ben ik dan zo uitermate wijs geweest?‘ Hier komt de afwijzer duidelijk als afwijzer van het leven en de levenswijsheid openbaar. Wel wandelt de wijze in het licht en de dwaas in de duisternis, maar dat levert niets op, omdat één en hetzelfde lot hen allen treft.
De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat de conclusie van de tweede afwijzer in vers 15b het einde van de rede betekent. In dat geval zijn de woorden ‘Toen sprak ik bij mijzelf dat ook dit ijdelheid is‘ een afsluiting en moeten we aannemen, dat met vers 16 een andere spreker het woord neemt, mogelijk dezelfde die 1 vers 11 heeft gezegd. We laten uiteraard deze vraag onbeslist.
Onze opvatting dat 2 vers 12-23 een geheel is, dat door één spreker gezegd zal zijn, is voor bestrijding vatbaar, en we houden ons dan ook aan onze opvatting met erkenning van haar niet bepaalde graad van onzekerheid.
Het behoort tot de aard van het uit de Schrift gevoede geweten, dat het doet erkennen: wij weten veel niét, wellicht weten we méér niet dan wèl. De erkenning van en het inzicht in het niet-weten is een kostbare zaak. Meer dan één theologie is dodelijk gestruikeld door gemis van deze erkenning en dit inzicht, Maar de conclusie van de tweede afwijzer gaat veel te ver: hij concludeert uit de beperktheid van zijn gezichtseinder – zelf heeft hij grotendeels die einder zo beperkt gemáákt – tot bekrompenheid van wereld en menszijn. Hij stelt ons de voor hem retorische vraag: is wijsheid niet ook een ijdele zaak?
(Wordt vervolgd!)
‘Toen mijn hart verbitterd was,
En ik in mijn nieren geprikkeld werd,
toen was ik een grote dwaas en zonder verstand,
ik was een redeloos dier bij U.
Nochtans zal ik bestendig bij U zijn,
Gij hebt mij bij de rechterhand gevat;
Gij zult mij leiden door Uw raad,
en daarna mijn in heerlijkheid opnemen.
(Uit Psalm 73 de verzen 21-24)
(1) De werkhypothese, waarvan de schrijver gebruik heeft gemaakt, namelijk dat het boek Prediker een verslag is van een discussie waaraan vele en in overtuiging uiteenlopende sprekers deelnamen, ligt zó voor de hand, dat we moeilijk kunnen aannemen dat ze nooit eerder geopperd zou zijn. In de ons bereikbare literatuur hebben we haar echter niet aangetroffen.
Bron citaat: Boek – ‘Heersende te Jeruzalem‘ – door prof. dr. K.J. Popma (1903-1986)
Zie ook:
- Prediker: De Qohèleth spreekt in de qahaal…
- Prediker: Het voordeel van de wijsheid…
- Prediker: De eeuw in hun hart gelegd…
- Prediker: Sleutel tot verstaan van het boek…
- Prediker: Heersende te Jeruzalem…
- Prediker: Moeilijke bezigheid… (I)
- Prediker: Moeilijke bezigheid… (II)
- Prediker: Werkgroep met saamhorigheid als doel voor ogen…
- Prediker: Geen Joods (of ‘Gemeentelijk’) cultureel zelfbehagen…
- Prediker: Wat ‘nut ons’ dit Bijbelboek…
- Prediker: De oude dwaze koning, verzot op eigen verleden…
- Prediker: Een ‘betere koning’, maar ‘de lateren’…
- Wie volhouden en volharden tot het einde…
- Prediker: Wees zuinig met uw woorden in het Godshuis…
- Prediker: Daarom prees ik de doden gelukkig…
- Prediker: God oefent gericht…
- Prediker: Belangstelling voor geschiedenis en volksverband…
- Prediker: Waar haal je (de) faalmoed vandaan…
- Prediker: In waarheid spreken van geloof, hoop en liefde…
- Prediker: Ondoorgrondelijk is het bestaan…
- Prediker: Over kosten en baten gesproken…(I)
- Prediker: Over kosten en baten gesproken…(II)
- Prediker: Wie God vreest…(I)
- Prediker: Spreken over het vergankelijkheid en zinloosheid…(I)
- Prediker: Spreken over vergankelijkheid en zinloosheid… (II)
- Prediker: Spreken over vergankelijkheid en zinloosheid…(III)
- Prediker: Spreken over tijd en toeval…
Bron afbeelding: SlidePlayer (True devotion)