Kerst: Er is (toch) maar één Evangelie?!

30 God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden van de onwetendheid, nu overal aan alle mensen dat zij zich moeten bekeren (NBV: “een nieuw leven beginnen“), 31 en wel omdat Hij een dag vastgesteld heeft, waarop Hij de wereld rechtvaardig zal oordelen door een Man (1) Die Hij daartoe aangesteld heeft. Daarvan heeft Hij aan allen het bewijs geleverd door Hem uit de doden te doen opstaan. (Uit Handelingen 17)

1: 9 Dit (Hij) was het waarachtige licht, dat in de wereld komt en ieder mens verlicht. 10 Hij was in de wereld en de wereld is door Hem ontstaan en de wereld heeft Hem niet gekend. 11 Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven (2); 13 die niet uit bloed, niet uit de wil van vlees en ook niet uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn (2). (Uit 1 Johannes)

2: 16 De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn. 17 En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God. Samen met Christus zijn wij erfgenamen: wij moeten delen in zijn lijden (3) om met Hem te kunnen delen in Gods luister. (4) (Uit Romeinen 8)

3: 1 Nu dan, omdat Christus tijdens zijn leven op aarde heeft geleden, moet u zich net als hij wapenen met de gedachte dat wie in zijn aardse leven geleden heeft, met de zonde afgerekend heeft. 2 Zo iemand zal zich niet meer laten leiden door menselijke verlangens, maar door Gods wil. (4) (Naar Petrus 4 :1-2)

Het Evangelie is én blijft een bewogen oproep aan iedereen (ongelovigen én gelovigen) …

1 Als Gods medewerkers sporen wij u dan ook aan: laat de goedheid die Hij u bewijst niet tevergeefs zijn. 2 God zegt: ‘Wanneer de tijd daarvoor gekomen is, luister Ik naar je, op de dag van de redding help Ik je.’ Nu is de tijd daarvoor gekomen, nu is de dag van de redding. 3 Om onze verkondiging niet te schaden, geven wij niemand ook maar enige aanstoot. 4 We willen juist laten zien dat we dienaren van God zijn, door altijd te volharden: in tegenspoed, nood en ellende, 5 onder lijfstraffen, in gevangenschap en onder volkswoede, onder zware inspanningen, slaapgebrek en honger, 6 door oprechtheid en kennis, door geduld en vriendelijkheid, door de gaven van de heilige Geest en ongeveinsde liefde, 7 door de verkondiging van de waarheid en de kracht van God. We vallen aan en verdedigen ons met de wapens van de gerechtigheid, 8 we worden geëerd en gesmaad, belasterd en geprezen. We worden bedriegers genoemd maar spreken de waarheid, 9 we zijn vreemdelingen maar toch bij iedereen bekend, we sterven maar toch leven we, we worden gestraft maar niet ter dood veroordeeld, 10 we hebben verdriet maar toch zijn we altijd verheugd, we zijn arm maar toch maken we velen rijk, we bezitten niets maar toch hebben we alles. 11 Wij zeggen u dit alles ronduit, (…), want wij hebben u in ons hart gesloten. 12 Niet wij (apostelen) schieten in onze genegenheid voor u tekort, maar u in uw genegenheid voor ons. 13 Nu dan, ik vraag u alsof u mijn eigen kinderen bent: sluit op uw beurt ons in uw hart. (Uit 2 Korintiërs 6)
4: (…)  Omdat ons deze beloften (met de verkondiging van Gods Evangelie) zijn gegeven, geliefde broeders en zusters, moeten we onszelf reinigen van alle lichamelijke en geestelijke smetten en vol ontzag voor God ons hele leven heiligen. (Uit 2 Korintiërs 7)