Voor genezing nog vragen naar Gods wil?

Als wij iets bidden naar Zijn wil

En zie, een melaatse kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen. (Matteüs 8:2, SV)

Waarom spreekt deze melaatse zijn gebed op deze manier uit, dat hij dit woord nog toevoegt: Heere, indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen? Je moet begrijpen dat het hier over een tijdelijke ziekte gaat. Hiervoor heb ik al gezegd dat onze zaligheid tot eer van God is, en daarom mag je aan de verhoring van het gebed om de eeuwige zaligheid niet twijfelen. Gods wil is geopenbaard in de Brief aan Timotheüs, waar geschreven is: ‘Welke wil, dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen. (1 Timotheüs 2:4). En ook in de Brief van de apostel Petrus, waar je leest: ‘De Heere wil niet, dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen’. (2 Petrus 3:9), zodat Hij aan het gebed dat tot Zijn eer en onze zaligheid is, geen beperkingen wil opleggen.
Dit oordeelt Hij echter niet van de tijdelijke dingen, want iemand kan arm, ziek, ellendig, en veracht zijn, en tóch zalig worden, zoals het uiteindelijk met alle christenen gaat. Hoewel tijdelijke nood en ellende onze zaligheid niet in de weg staan – maar zulke gebreken dikwijls nog iets goeds teweegbrengen – mogen wij toch ook voor tijdelijke dingen de moed niet verliezen. Wij geloven dat God ook daar kan en zal helpen. Vergeet echter niet dat wij ons altijd eerst aan Gods wil moeten onderwerpen. O Heere, als de verhoring voor mijn tijdelijke nood niet tot Uw eer is of mijn zaligheid in de weg staat, dan wil ik liever mijn kruis blijven dragen.

Maarten Luther – [Evangelien S. Matthei 8. Kap., 1533,vgl. WA 52,118,24-36]
BronBijbels dagboek met gebedsonderwijs uit het werk van Luther

Plaats een reactie