Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven…

Vijfde bede: Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven hen die bij ons in de schuld staan.

23 Daarom is het met het koninkrijk van de hemel als met een koning die rekenschap wilde vragen van zijn dienaren. 24 Toen hij daarmee begonnen was, bracht men iemand bij hem die hem tienduizend talent schuldig was. 25 Omdat hij niets kon terugbetalen, gaf zijn heer bevel dat de man samen met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij bezat verkocht moest worden, zodat de schuld kon worden ingelost. 26 Toen wierp de dienaar zich aan de voeten van zijn heer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal u alles terugbetalen.” 27 Zijn heer kreeg medelijden, hij liet hem vrij en schold hem de geleende som kwijt. 28 Toen deze dienaar naar buiten ging, trof hij daar een van de andere dienaren, die hem honderd denarie schuldig was. Hij nam hem in een wurggreep en beet hem toe: “Betaal me alles wat je me schuldig bent!” 29 Toen wierp deze zich voor hem neer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal je betalen.” 30 Maar hij wilde daar niet van weten, integendeel, hij liet hem gevangenzetten tot hij de hele schuld zou hebben afbetaald. 31 Toen de andere dienaren begrepen wat er gebeurd was, waren ze zeer ontdaan, en gingen ze naar hun heer om hem alles te vertellen. 32 Daarop liet zijn heer hem bij zich roepen en hij zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar. Heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je me erom smeekte. 33 Dan had jij toch zeker ook medelijden moeten hebben met die andere dienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?” 34 En zijn heer was zo kwaad dat hij hem in handen van de gerechtsbeulen gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald. 35 Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.’ (Uit Matteüs 18, NBV)

Er zijn mensen die hun eigen zonden vergeten en de zonden van hun naaste zo groot maken dat zij zonder zich te schamen durven te zeggen: ‘Ik wil en kan hem dat nooit vergeven, ik kan hem nooit meer liefhebben.’ Dezen hebben balken (vgl. Mattheüs 7:3 vv), ja, hele boomstammen in hun ogen en kunnen niet zien. Maar aan het splintertje of het kleine takje in het oog van hun naaste willen zij niet voorbijgaan. Op deze manier houden zij hun eigen zonden voor niets, maar de zonden van hun naaste meten zij breed uit.

Zij willen dat God hun eigen grote schuld vergeeft, terwijl zij – als het hun naaste betreft – het geringste niet ongewroken willen laten. Al zouden zij geen andere zonde of schuld hebben, dan is toch deze balk, die ze in in hun eigen oog hebben, al groot genoeg. Zij willen niet alleen niet vergeven, maar bovendien eigenen zij zich toe wat God alleen toekomt (vgl. Romeinen 12:19). God is wonderlijk in Zijn gerichten en in Zijn rechtvaardigheid, want God zoekt de grootste schuld in hem die niet vergeven wil, en niet in hem die de schade en het leed veroorzaakte.

Daarom wordt voor allen die niet willen vergeven, deze bede tot zonde, zoals in de Psalmen staat: ‘Zijn gebed zal tot zonde zijn (vgl. Psalm 109:7). Zodat, terwijl ze bidden om Gods genade, zij zich juist Gods toorn en ongenade op de hals halen. Het is alsof je luid roept: ‘Ik wíl niet vergeven!’, maar toch voor God gaat staan en met de mond murmelt: ‘Vergeef ons onze schulden, gelijk wij onze schuldenaren vergeven.’ Dan zeg je zoveel als: ‘O God, ik ben een schuldenaar bij U, zoals ikzelf ook een schuldenaar heb die mij schuldig is. O God, nu wil ik hem niet vergeven, daarom wilt U ook mij niet vergeven. Hoewel U mij gebiedt te vergeven, wil ik U toch niet gehoorzamen. Ik wil liever U, Uw hemel en alles opgeven en eeuwig bij de duivel zijn.’

Kijk nu eerst eens, arm mensenkind, of je een dergelijke vijand hebt of verdragen moet, die je voor de mensen zo vervloekt maakt, als dat je nu jezelf voor God en alle heiligen vervloekt maakt met je eigen gebed? En wat heeft hij/zij je gedaan? Een tijdelijk verlies! Wel, waarom wil je dan jezelf om een klein tijdelijke verlies in het grote en eeuwige verlies storten? Let eens op, o mens, niet een ander benadeelt je, maar door niet te vergeven breng je jezelf een eeuwig nadeel toe, zoals de hele wereld je niet kan aandoen.

Maarten Luther: Auslegung des Vaterunsers für die einfältigen Laien, 1519, vgl. WA 2, 118, 27 – 119, 18
Bron:  www.maartenluther.com (Luther citaten)

Lees ookOver (ons) kruisdragen

Plaats een reactie