Ellende (wet of gebod)

Vernedert u dan onder de machtige hand van God, opdat Hij u verhoogt te zijner tijd…

Heidelbergse Catechismus: Zondag 2 – vraag 4: Waaruit kent gij uw ellende?

[Behandelde tekst: Galaten 4 : 4-6]

4 Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, 5 om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij de aanneming tot kinderen zouden ontvangen. 6 Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!

Zoals de waanidee van de eigengerechtigheid een groot en verschrikkelijk gedrocht, een oproerig, eigenzinnig en bovenal hardnekkig monster is, zo heeft God een reusachtige en sterke hamer om dat monster te vernietigen en te vermorzelen, namelijk: de wet. De wet is dan in haar eigenlijke ambt en gebruik, als deze beschuldigt en de zonden aanwijst: ‘Zie, je hebt alle geboden van God overtreden, je had het moeten doen en je hebt het niet gedaan, daarom ben je onderworpen aan de toorn van God en de eeuwige dood!’ Dan doet de wet haar eigenlijke werk, dan wordt het hart tot wanhoop gebracht, zodat het in waarheid voelt dat God beledigd en vertoornd is, en dat je de eeuwige dood verdiend hebt. In deze weg ondervindt het hart pas de ondraaglijke last van de wet. Het wordt daardoor zo verslagen en wanhopig, dat het van angst en benauwdheid de dood boven het leven zou verkiezen en er zelfs soms werkelijk aan denkt om zich van het leven te beroven.
Daarom is de wet de hamer die rotsen stukslaat, het vuur, de storm en die grote en hevige aardbeving waardoor de bergen omgekeerd worden. Dit alles betekent de verwoesting van de verstokte en hoogmoedige huichelaars. Deze verschrikkingen van de wet, die door al deze dingen aangeduid worden, kon zelfs Elia niet verdragen en hij verborg zijn gezicht in zijn mantel (vgl. 1 Koningen 19:11 w). Toen echter de storm en het onweer – waar Elia getuige van was – ophielden, kwam er het suizen van een zachte stilte, waarin de Heere was. Maar eerst moest er de vuurstorm zijn, het beven en het barsten van de aarde, voordat de Heere Zelf kwam in het suizen van de zachte stilte.

Maarten Luther: In epistolam S. Pauli ad Galatas Commentarius, (1531), 1535, vgl. WA 40.1,482,20 483, 11)

BronMijn enige troost – 365 dagen met de Heidelberger Catechismus

Zie ook de volgende pagina’s:
– 
De “drie stukken” – Geen tijd- of heilsvolgorde!
– Verlossing (geloof)
– 
Liefde (dankbaarheid)