Mij spreekt de blomme een tale…

Kijk naar de lelies, kijk hoe ze groeien. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. (Lukas 12 : 27)

Mij spreekt de blomme een tale,
Mij is het kruid beleefd,
Mij groet het altemale,
Dat God geschapen heeft!
(Guido Gezelle  (1))

(…) Van koning Salomo staat geschreven dat hij met het vee, de vogels, de vissen en de kruipende dieren van het veld sprak. Dat kan ik (2) ook. Ik geef toe dat ik niet, zoals Salomo, met alle dieren kan spreken. Maar wel met een paar soorten die ik goed ken en daar heb ik dan geen toverring bij nodig. In dat opzicht ben ik de oude koning weer de baas. Die kon zonder zijn ring niet eens met hem goed vertrouwde dieren spreken. Toen hij de ring niet langer meer bezat, sloot hij zijn hart voor de dierenwereld af. Hij zou de ring in een uitbarsting van woede hebben weggegooid toen een nachtegaal hem verried dat een van zijn negenhonderdnegenennegentig vrouwen van een jongere man hield. Dat vertelt althans de overlevering. Of dat nu al dan niet verstandig van Salomo was, wil ik in het midden laten. Ik vind het in ieder geval niet sportief om in de omgang met dieren toverkunsten te gebruiken. Ook zonder toverij vertellen levende wezens de mooiste verhalen die er bestaan: ze vertellen ons over de werkelijkheid. Die is in de natuur altijd veel mooier dan dichters, de enige tovenaars die echt bestaan, kunnen bedenken.
(Konrad Lorenz, in “Ik sprak met viervoeters vogels en vissen” (2))

2 De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen;
3 de dag doet sprake toestromen aan de dag, en de nacht predikt kennis aan de nacht.
4 Het is geen spreken en het zijn geen woorden, hun stem wordt niet gehoord:
5 toch gaat hun prediking uit over de hele aarde en hun taal tot aan het einde der wereld.
(Uit Psalm 19)

  • God heeft de mensen bevoorrecht: zij beseffen dat ze als de dieren zijn (Pred. 3 : 18)
  • Ga tot de mieren gij luiaard, onderzoekt haar wegen en wordt wijs… (Spr. 6 : 6-7)
  • Kijk naar de vogels (raven) in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. (Lukas 12 : 24)

(…) ‘Wij schrijven.’  (3) zoo sprak het, ‘al krinklen af
Het gene onze Meester, weleer,
Ons makend en leerend, te schrijven gaf,
Eén lesse, niet min nochte meer;
Wij schrijven, en kunt gij die lesse toch
Niet lezen, en zijt gij zoo bot?
Wij schrijven, herschrijven en schrijven nog,
Den heiligen Name van God!’
(Uit: Het schrijverke, Guido Gezelle, 1857)

guido_gezelle

(1) Guido Gezelle (Brugge, 1830-1899) was een Belgisch rooms-katholiek priester, lyrisch dichter en hekeldichter, taalwetenschapper en vertaler. Hij is bekend om zijn fijnzinnige gedichten over de natuur, zijn beeldend taalgebruik en als virtuoos taalkunstenaar. O ’t ruischen van het ranke riet en Het Schrijverke uit de dichtbundel Vlaamsche Dichtoefeningen (1858) zijn slechts twee van zijn bekendste werken.

prof-konrad-lorenz-ii

(2) Konrad Lorenz (Wenen, 1903-1989) was een Oostenrijkse zoöloog en ornitholoog. Hij wordt vaak gezien als de grondlegger van de ethologie hoewel hij strikt genomen alleen hielp bij de ontwikkeling van een aanpak die begonnen werd door onder andere zijn leraar Oskar Heinroth. Konrad bestudeerde instinctief gedrag bij dieren. In 1973 ontving Lorenz samen met Karl von Frisch en Niko Tinbergen de Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde.
Opgemerkt: Lorenz heeft grote kunde betoond bij het waarnemen en bestuderen van vogels en dieren in hun eigen leefomgeving (dus buiten laboratorium en/of andere onderzoeksruimten) en hij heeft daarover o.a.  in het werkje “Ik sprak met viervoeters, vogels en vissen” op (ook voor leken) bijzonder aantrekkelijke wijze verhaal gedaan.

(3) “Het schrijverke” is een klein kevertje dat op het wateroppervlak leeft en die zich met met soortgenoten met grote snelheid al draaiend en met cirkelbewegingen “al schrijvend” over het wateroppervlak bewegen.