‘Wat wij met onze handen getast hebben’…

Hetgeen was van den beginne, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze (eigen) ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben, het Woord des levens...’ (Uit 1 Johannes 1 vers 1)

Geciteerd 1: Aandacht verdient verder de aanpassing van het zogenaamde ”sursum corda”. In de liturgie van de eucharistie werden deze woorden uitgesproken vóór het grote eucharistische gebed: de harten omhoog, ”sursum corda”. In de gereformeerde avondmaalsliturgie kregen deze woorden echter een nieuwe plaats, vlak voor het breken en uitdelen van het brood. Bovendien wordt er de oproep aan toegevoegd – polemisch tegenover Rome – om met onze harten niet te blijven hangen aan het uiterlijke brood en wijn, maar ze tot de hemel te verheffen. In de gereformeerd-vrijgemaakte hertaling wordt dit een expliciete aansporing om weg te kijken van het zichtbare: we moeten niet alleen naar dit brood en deze wijn kijken. We moeten juist omhoogkijken, naar Jezus Christus in de hemel.

Opgemerkt 1: Deze aansporing is inderdaad niet terecht, want wij zullen juist het brood en de wijn proeven en genieten en ons geloof en de gemeenschap met Hem en met onze broeders en zusters daardoor laten versterken, en dat door het werk van de heilige Geest, Die ons allen geschonken is, want Hij doet God ons meer nabij zijn dan dat wij onszelf nabij zijn.

Geciteerd 2: Misschien dat het dan lukt (1) om het avondmaal te vieren zoals Calvijn het ten diepste wilde (2): als het moment waarop in het eten en drinken de mystieke gemeenschap met Christus genoten wordt. Daar laat de Heilige Geest aan ons, zo materieel als we zijn, proeven dat Christus ons leven is en dat Hij in ons vlees en bloed wil worden. Christus is verborgen aanwezig en de gemeenschap met Hem een geheim. Om ons toch te laten leven in eenheid met die Christus, gebruikt de Heilige Geest brood en wijn.

Opgemerkt 2: We zullen heel blijmoedig aanvaarden dat allen die het Avondmaal in de samenkomsten van de gemeente gelovig ‘genieten’, de zegen daarvan ook ontvangen – ongeacht de Avondmaalsopvatting die men er op nahield/nahoudt. Wat ons verdriet doet (behoort te doen) dat is dat zo veel mensen in verleden en heden het ‘genieten’ van brood en wijn aan de Avondmaalstafel hebben nagelaten!
Luther achtte het juiste verstaan van de viering van het Avondmaal juist daarom zo belangrijk omdat hij niet wilde dat zondaren en aangevochten mensen van het Avondmaal weg zouden blijven, omdat zij zichzelf (of anderen hen) daarvoor te onwaardig achten. Wanneer we Luthers ‘verstaan’ van het Avondmaal ‘vatten’ (=de Bijbelse zin/werkelijkheid ervan begrijpen), dan gaan we ook inzien waarom zelfs de meest eenvoudigen (jonge kinderen, verstandelijk gehandicapten, etc.) het Avondmaal kunnen en mogen en behoren te vieren en dat zij daarvan de zegen net zo goed kunnen en zullen ontvangen als de anderen aan de Avondmaalstafel. Want hoewel ‘gezonde’ volwassenen gemaand worden om niet op onverantwoordelijke manier (‘onbeschaamd’!) het Avondmaal te gebruiken (zie 1 Korintiërs 11 : 29), zullen we anderen (lichamelijk of verstandelijk ‘minder ontwikkelden/bedeelden’) daarom niet ‘zekerheidshalve (veiligheidshalve’) maar weren van de Avondmaalstafel.

NB. Kinderen kunnen onder verantwoordelijkheid van hun ouders en volwassenen – die zich ‘beschaamd onwaardig’ achten – onder verantwoordelijkheid van broeders en zusters aangaan aan het Avondmaal. Dit zou geheel in lijn zijn met wat Luther over het aangaan aan het Avondmaal op grond van Gods Woord meende begrepen te hebben.

(1) Het mag (inmiddels) duidelijk zijn dat ‘Misschien dat het dan lukt’ helemaal niet van belang of aan de orde is. De zegen van het samen genieten van brood en wijn aan de Avondmaalstafel is niet afhankelijk van onze inbreng. Zelfs het gelovig (samen in geloof) aangaan aan de Avondmaalstafel is een gave van Gods kant. Alle inspanning van onze kant om er wat aan te hebben of van te maken is onjuist en onnodig, want onmogelijk! Het enige wat van ons lidmaten van het lichaam van Jezus Christus gevraagd wordt is om aan te gaan.

(2) Wat Calvijn (of Luther) met de viering van het Avondmaal ‘ten diepste wilde(n)’ is hier van geen enkel belang. Wat ons van God geschonken wordt bij en door de viering van het Avondmaal dat is werkelijkheid voor degenen die aangaan.

Zoals het Woord dat voortkomt uit Mijn mond: het keert niet vruchteloos naar Mij terug, niet zonder eerst te doen wat Ik wil en te volbrengen wat ik gebied, zo is het ook met het brood en wijn van de Avondmaalstafel dat door jullie genoten wordt. (naar Jesaja 55 de verzen 10-11)

Zie ook:  ‘Het ‘hier’ van het Heil…

Bron citaten: RD Opinie – ‘Theologenblog: Wegkijken van brood en wijn?‘ – door Hans Burger (De auteur is universitair hoofddocent systematische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep Biblical Exegesis and Systematic Theology (BEST) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.)

Bron afbeelding: Pinterest

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente, Geschiedenis. Bookmark de permalink .

Een reactie op ‘Wat wij met onze handen getast hebben’…

  1. Pingback: Geloof in een Boek van God – Belgische Broeders In Christus

Plaats een reactie