Voorbeelden van vrije gebeden

(1) [9] De volgende gelijkenis vertelde Hij met het oog op mensen die overtuigd zijn van hun eigen rechtvaardigheid en neerzien op alle anderen: [10] ‘Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een farizeeër*, de ander een tollenaar. [11] De farizeeër ging daar staan en sprak in zijn gebed over zichzelf: “God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen, hebzuchtig, onrechtvaardig en overspelig, of zoals die tollenaar daar! [12] Ik vast tweemaal per week en geef een tiende weg van al mijn inkomsten.” [13] De tollenaar daarentegen, die op een afstand bleef staan, durfde zelfs zijn ogen niet naar de hemel op te slaan. Hij sloeg zich vol berouw op de borst en zei: “O God, genade voor een arme zondaar!” [14] Ik verzeker jullie dat deze man gerechtvaardigd naar huis ging, en de ander niet. Want ieder die zich verheft zal vernederd worden, maar wie zich vernedert zal verheven worden.’ (Uit Lucas 18)

Maak ons trouw in bidden en belijden…

Christus onze Heere heeft ons door de dure prijs van Zijn bloed gekocht. Daarvan hebben wij een brief: de eeuwige, onwankelbare belofte van het Evangelie, en het zegel: we zijn gedoopt en ontvangen naar Christus bevel, wanneer we onze zwakheid en nood voelen, Zijn lichaam en bloed in het Avondmaal. O God, geef nu genade en hulp! Dat we de brief goed bewaren, dat de duivel ze ons niet uit de hand scheurt. Dat is, dat we in welvaart niet zelfverzekerd en in tegenspoed niet neerslachtig en moedeloos zijn. Maar steeds in godsvrucht leven, vast en onveranderlijk in het geloof en in de belijdenis van Jezus Christus blijven en het ‘heilige Onze Vader’ steeds met mond en hart uitspreken, en bidden dat God om Zijn lieve Zoon, ons en onze kinderen bij de zalige leer van het Evangelie wil bewaren. [Amen.]

Maarten Luther: Bibel- und Bucheinzeichnungen, Verg. W.A. 48, 227,10-22

Ik hef mijn ogen op tot U

Heere, U weet dat ik toch niet van mijzelf of uit eigen vrijpostigheid, noch vanwege mijn waardigheid voor Uw aangezicht kom (1 – zie tekst aan het begin). Want als ik dat wilde aanzien, dan durfde ik de ogen niet tot U op te heffen en wist ik niet waar ik beginnen moest met bidden. Maar daarom kom ik, omdat U het Zelf geboden hebt en het ook nu echt gebiedt, dat wij U zullen aanroepen, en ook beloften gedaan hebt aan hen die tot U bidden. Bovendien hebt U Uw eigen Zoon gezonden, Die ons geleerd heeft wat wij bidden moeten, en ons de woorden voorgesproken heeft. Daarom weet ik dat het gebed U lief is, en hoewel mijn vrijpostigheid, dat ik mij durf beroemen een kind van God te zijn, zo groot mag schijnen als het wil, toch moet ik U gehoorzaam zijn, omdat U het zo hebben wilt. Ik maak U niet tot leugenaar door boven andere zonden nog zwaarder tegen U te zondigen, door het verachten van Uw gebod als wel door ongeloof aan Uw beloften. [Amen.]

Maarten Luther: Auslegung, Joh. 16, Verg. Erl. Ausg. 50,112

Zalig die Uw Woord horen

Heere God, U spreekt door Uw lieve Zoon hen zalig die Uw Woord horen. Veel redelijker zou het zijn, dat wij U, o eeuwige barmhartige Vader, zonder ophouden, zaligheid zouden toeroepen, en met vrolijke harten zouden prijzen en lofzangen toezingen. Dat wij U zouden loven en danken, dat U Zich zo vriendelijk en vol liefde aan ons arme, nietige wormpjes bekend maakt, en met ons van de grootste en de belangrijkste zaak, namelijk van het eeuwige leven en de zaligheid spreekt. U houdt immers niet op ons vriendelijk te nodigen door Uw Zoon om Uw Woord te horen. U spreekt alsof U ons luisteren niet missen kan, maar wij die maar aarde en as zijn, hebben vele duizenden malen meer Uw zalig Woord nodig.
O, onuitsprekelijk groot en wonderlijk is Uw goedheid en geduld. Maar andersom, ach en wee over de ondankbaarheid en de blindheid van hen die Uw Woord niet alleen niet willen horen, maar die het ook moedwillig verachten en lasteren. [Amen.]

Maarten Luther: Bibel- und Bucheinzeichnungen, Verg. IVA. 48,127, 2 – 15

Christus ons dagelijks Brood

14 Broeders en zusters, wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar hij handelt er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden? 15 Als een broeder of zuster nauwelijks kleren heeft en elke dag eten tekortkomt, 16 en een van u zegt dan: ‘Het ga je goed! Kleed je warm en eet smakelijk!’ zonder de ander te voorzien van de eerste levensbehoeften (a) – wat heeft dat voor zin? (Uit Jakobus 2)

[Lieve Vader], bewaar allen die zwak zijn in het geloof, dat zij zich niet stoten aan het verkeerde voorbeeld van die hun voorgangers moesten zijn. Behoed ons voor dwalende en afvallige leraars. Laat ons in één dagelijks Brood, in één eendrachtelijke leer, in het Woord van Christus verenigd blijven. Leer ons door Uw genade Christus’ lijden recht aanschouwen en overdenken, met ons hele hart ontvangen, en als ware christenen leven en U verheerlijken. Laat ons van het Heilig Avondmaal van Christus bij ons levenseinde niet beroofd worden. (b) Geef dat alle herders en leraars het Heilig Sacrament waardig en godvruchtig tot betering van de hele christenheid bedienen en gebruiken. Geef dat wij en alle christenen het Heilig Sacrament te zijner tijd met genade, gelukkig ontvangen. In één woord: Geef ons heden ons dagelijks Brood, dat is: Geef ons Christus! (a) Dat Hij in ons en wij in Hem eeuwig blijven. Geef dat wij de naam dat wij Christenen zijn waardig dragen. [Amen.]

 Maarten Luther: Eine kurze Form des Vaterunsers, 1520, Verg. W.A. 7, 226,3-14
(a) Met welke redenen en recht worden er in kerken en gemeenten gedoopte volwassenen en kinderen de toegang tot het Avondmaal ontzegd?! Dopelingen worden (verder) onderwezen in wat hun rechtens toekomt, niet in wat hen mogelijk nog eens zal toevallen. We kunnen en mogen in Christus gemeente met volle vreugde leerling zijn om alles wat ons reeds in Christus geschonken is en we zijn daar geen leerlingen die leren om mogelijk ook eens vreugde en deel te zullen hebben aan Zijn schatten. (…en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. Matteüs 28 : 19). Ook het vieren van het Avondmaal is ons door Christus bevolen.
(b) Dit ziet op de gewoonte om bij het levenseinde het Sacrament van het H.A. aan de stervenden nog eenmaal uit te reiken.

Bron: Gebeden – van Maarten Luther (maartenluther.com)

Plaats een reactie