Droombeelden en visioenen

Citaat uit “Verborgen omgang” (deel “Gemeenschapsleven”) van Dietrich Bonhoeffer.

Ontelbare keren is een gehele christelijke gemeenschap daaraan te gronde gegaan, dat zij leefde vanuit een ‘wensbeeld’. Juist de serieuze christen, die voor het eerst in een christelijke levensgemeenschap wordt opgenomen, zal zich dikwijls een heel bepaald beeld van de manier, waarop christenen met elkaar moeten leven, hebben gevormd en hij zal dat beeld dat hij meedraagt proberen te verwerkelijken. Gelukkig is het genade van God, dat dergelijke dromen spoedig vergaan.

De grote ontgoocheling over de anderen, over de christenen in het algemeen en, als het goed is, ook over onszelf, moet ons overweldigen, zo zeker als God ons tot het inzicht van een echte christelijke gemeenschap wil brengen. Uit louter genade laat God het niet toe, dat wij ook maar voor een korte tijd in een droombeeld leven, en ons overgeven aan de heerlijke ervaringen en hooggestemde verwachtingen, die als een roes over ons komen. Want God is niet een God van stemmingen, maar van waarheid. Pas wanneer de gemeenschap, die in de grote teleurstelling terechtkomt, met zijn onplezierige en kwade ervaringen, begint te zijn wat zij voor God zijn moet, begint zij de haar gegeven belofte in het geloof te aanvaarden.

Hoe sneller de enkeling en de gemeenschap met deze teleurstelling worden geconfronteerd, des te beter is het voor beide. Maar een gemeenschap, die zo’n ontgoocheling niet zou verdragen of te boven komen en die dus vasthoudt aan de wensdroom wanneer haar die ontnomen moet worden, verliest op hetzelfde ogenblik ook de belofte van een blijvende christelijke gemeenschap. Vroeg of laat valt zij uit elkaar. Elke menselijke wensdroom, die in de christelijke gemeenschap wordt binnen gebracht, belemmert de echte gemeenschap en moet stuk gebroken worden, opdat de echte gemeenschap zal kunnen leven. Wie zijn droom van een christelijke gemeenschap hoger stelt dan de christelijke gemeenschap zelf, verstoort in feite elke christelijke gemeenschap, ook al meent hij het persoonlijk nog zo goed.

God haat die dromerij, want ze maakt hoogmoedig en veeleisend. Wie van een beeld van deze gemeenschap droomt, eist van God, van de ander en van zichzelf de vervulling van die droom. Hij komt de gemeenschap van de christenen al binnen met eisen, stelt eigen wetten op en beoordeelt daarnaar de broeders, en ook God zelf. Hij leeft in de kring van de broeders onbarmhartig en als een levend verwijt voor alle anderen. Hij doet alsof hij nu de christelijke gemeenschap tot stand moet brengen, alsof zijn droombeeld de mensen moet verenigen. Wat niet volgens zijn wil gaat, noemt hij mislukking. Waar zijn ideaal niet verwerkelijkt wordt, ziet hij de gemeenschap uiteenvallen. Zo gaat hij eerst zijn broeders, dan God en tenslotte ook in vertwijfeling zichzelf als schuldigen aanwijzen.

Omdat God echter voor onze gemeenschap de enige grond reeds lang gelegd heeft en omdat Hij ons allang voor wij dit gemeenschapsleven met andere christenen binnen traden, met hen tot het ene lichaam in Jezus Christus heeft samengevoegd – daarom treden wij deze gemeenschap niet binnen als mensen, die iets te eisen hebben, maar als dankbare mensen. Wij danken God voor wat Hij voor ons gedaan heeft. Wij danken Hem, dat Hij ons broeders geeft, die onder zijn oproep, onder zijn vergeving en onder zijn belofte leven. Wij maken ons niet druk over wat God ons niet schenkt, maar wij danken Hem voor wat Hij ons dagelijks geeft. Is het soms niet genoeg wat ons gegeven is: broeders, die in zonde en nood met ons onder de zegen van zijn genade mogen leven en wandelen? Is de gave van God ooit één dag, ook in de moeilijke dagen die de christelijke gemeenschap kent, minder dan dit onbegrijpelijk grote?

Is ook niet daar waar zonde en misverstand het gemeenschapsleven moeilijk maken, de zondige broeder toch altijd nog de broeder met wie ik gemeenschappelijk onder het Woord van Christus sta? En is zijn zonde voor mij niet telkens een nieuwe aanleiding ervoor te danken, dat wij samen onder de ene, vergevende liefde van God in Jezus Christus leven mogen? Wordt op deze manier niet juist het moment van grote teleurstelling in de broeder ontzaglijk heilzaam voor mijzelf, omdat het mij grondig leert, dat wij beiden toch nooit van eigen woorden en daden kunnen leven, maar alleen van het ene Woord en de ene Daad, die ons waarachtig verenigt: namelijk van de vergeving van de zonden in Jezus Christus?

Waar de ochtendnevels van de droombeelden verdwijnen, daar breekt de heldere dag van de christelijke gemeenschap aan.

Verborgen omgang (Uitgeverij Kok)
Verborgen omgang (Bol.com)

Plaats een reactie