Wet en Genade

‘Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden’ (Johannes 1:17, weergave DB 1545).

Moet dan de eeuwige Zoon van God het doen en sterven? Ik dacht toch dat God een heilige wet had gegeven, en: wie deze houdt, moet zalig worden. Johannes zegt hier [hetzelfde als Paulus]: ‘De wet van Mozes kan het niet volbrengen, deze werkt alleen toorn’ (vgl. Romeinen 4:15). Zal een mens rechtvaardig zijn en iets goeds doen, dan is dat alleen door de genade van Christus. In de wet is geen genade en waarheid, maar door de wet bedriegen wij ons en vinden slechts toorn.

De wet is als de Rijn, een machtige, stromende rivier, die kan je niet tegenhouden – er komt altijd nieuw water aan. Als iemand zijn kracht wil bedwingen en een grote dam wil bouwen om hem tot stilstand te brengen, dan helpt dat niet. Zelfs al kon hij hem een dag of drie indammen, dan moest hij het toch weer opgeven. Tenslotte verwoest de rivier de dam en doet nog meer schade aan wijngaarden, akkers en weiden dan anders.

Zo is het ook gesteld met de menselijke natuur, zij is verraderlijk en kan niets goeds doen. God wil haar tegenhouden met de dam van de wet. De natuur zegt echter: ‘Ik kan alleen mijzelf liefhebben omwille van mijzelf.’ De dam heet ‘u zult de Heere, uw God, liefhebben, uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw kracht, en uit geheel uw verstand’ (vgl. o.a. Lukas 10:27; Deuteronomium 6:5). Daar staat de dam en houdt mij tegen.

Maar omdat de natuur niet anders kan dan zichzelf liefhebben, daarom draait en woelt zij net zolang, totdat zij God en Zijn wet omstoot. Op deze manier begint de natuur een vijand van God te worden – Gods wet kan immers toch niets anders dan slaan en dreigen. Dan breekt de natuur door en veracht God. ‘De wet is vanwege de overtreding gegeven’ (vgl. Galaten 3:19). Mijn hart wordt niet vromer door de wet. Uitwendig vroom zijn en inwendig in het hart de wet tegenstaan, helpt niet.

Wil je nu geholpen worden, dan moet dat gebeuren door de genade en waarheid van deze Jezus Christus. Dit ambt en deze roem komt alleen Christus toe. Want als ik ervaar dat God mij genadig is om Christus’ wil, dan moet ik belijden dat dit de ware godsdienst is. Want dáár alleen vind ik rust voor mijn geweten. Door de werken der wet krijgt men geen goed geweten voor God (vgl. o.a. Titus 1:15). Dan volgt ‘waarheid’, dat is een in de grond goed, oprecht en vrolijk hart hebben, zodat wij alleen God in alle dingen vertrouwen en geloven – God kan niet liegen! – want de rechtvaardige zal door zijn geloof leven (vgl. o.a. Habakuk 2:4; Romeinen 1:17).

Maarten Luther: Viel fast nützlicher Punkt, 1537, vgl. WA 45, 415, 18 – 416, 13 (verkort)

Bron: Luther-citaten (www.maartenluther.com)

Plaats een reactie