Dé les van Mozes leven (en sterven) voor Gods volk…

(…) 21 Maar de Here werd toornig op mij om uwentwil (1) en Hij zwoer, dat ik de Jordaan niet zou overtrekken en in het goede land niet zou komen, dat de Here, uw God, u tot een erfdeel geven zal. 22 Want ik zal in dit land sterven; ik zal de Jordaan niet oversteken. Maar u zult hem wel oversteken en dat goede land in bezit nemen. (Mozes woorden tot het volk te lezen in Deuteronomium 4)

(…) We moeten er hier voor oppassen, dat we Mozes zouden verdenken dat hij met deze woorden op zichzelf zou hebben gewezen vanuit een bepaald soort zelfmedelijden. Dat is hier beslist niet aan de orde. Dat blijkt wel uit de volgorde van de woorden, waarmee hij begint. Daarin staat het woord Jahweh voorop. Mozes heeft iets over Jahweh willen zeggen. Hij heeft de Israëlieten nadrukkelijk op Jahweh willen wijzen. Heeft hen, met eerbied gesproken, voor Jahweh willen waarschuwen. Al doet hij dit hier dan wel op grond van wat hijzelf ongeveer een jaar geleden ondervonden had, namelijk in de geschiedenis van Kades, waarvan Numeri 20 : 1-13 ons vertelt. (1)

En waarvoor heeft hij Gods volk dan wel willen waarschuwen tegenover Jahweh? Op die vraag staat het antwoord duidelijk in Numeri 20 : 12 te lezen. Mozes (en Aäron) hebben aan de Israëlieten in de (tweede) Kades-geschiedenis Jahweh niet doen kennen zoals Hij werkelijk is, maar zoals Hij volgens hen was. Daardoor hebben zij Hem niet geheiligd.
Door het volk te herinneren aan de (tweede) Kades-geschiedenis maakt Mozes het volk duidelijk, hoe kwalijk Jahweh het neemt, wanneer men met een eigenwillig getuigenis over Hem komt. (2)

23 Neemt u ervoor in acht, dat gij het verbond van de Here, uw God, dat Hij met u gesloten heeft, niet vergeet en u een beeld maakt in de gedaante van iets, dat de Here, uw God, u verboden heeft. 24 Want de Here, uw God, is een verterend vuur, een jaloers God. (…) Daar zal u dan geen lang leven beschoren zijn, integendeel, u zult worden weggevaagd. 27 De HEER zal u uiteenjagen en u wegvoeren naar vreemde volken, waar maar een klein aantal van u zal overblijven. (Uit Deuteronomium 4)

(…) Over God te denken en te spreken anders dan zoals Hij zelf verkiest zich te doen kennen is helemaal mis, dat is mensen niet toegestaan. Mozes had met zijn optreden te Kades de schijn gewekt, dat God onredelijk hard was en van geen ontfermen wilde weten, maar hoe heeft God Mozes dat kwalijk genomen en welk gevolg heeft dat niet voor Hem gehad. Zo nu zouden de Israëlieten er zich straks ook voor moeten wachten aan God een valse schijn te bezorgen door het vervaardigen van een of ander beeld van Hem. Omdat men daardoor liegen zou. Mozes verklaarde ronduit, dat dit zoveel zou zijn als een schandelijk vergeten van het verbond bij Horeb (vers 23). Ten overvloede voegde Mozes hieraan nog de waarschuwing toe: Voorwaar, Jahweh, uw God, is een verterend vuur. Een jaloers God is Hij (vers 24). (3)
Men lette er goed op, dat deze ernstige waarschuwende woorden gericht zijn tot Israëlieten (Gods volk, de Kerk van die dagen) en niet tot heidenen

(1) Dat “om uwentwil” (“ten bate van u“) kunnen we op basis van dit Bijbelgedeelte en andere Bijbelwoorden op twee manieren toepassen. Voor de Israëlieten in de eerste plaats de waarschuwing om niet eigenwillig met Gods Woord en met hun dienst aan Hem om te gaan (zoals hierboven aan de orde gesteld is), maar Gods volk kon en moest hier ook uit leren dat Mozes ook maar een gewoon mens was en is gebleven. Alleen door Gods genade en kracht heeft hij zijn taak kunnen verrichten. Dat hij Gods volk het beloofde land niet mocht binnen leiden is zeker ook gebeurd om het volk te beschermen tegen een verkeerd soort mensverheerlijking en heiligen-verering. Ook hier geldt dat God zijn eer niet aan mensen geeft. Wanneer we daar op letten dan vinden we daarvan veel vergelijkbare voorbeelden in de Bijbelse geschiedenis, om enkele te noemen:

  • Noachs dronkenschap.
  • David’s zonde met Batseba.
  • De neergang van Salomo’s koningschap.
  • De “verdwijning” van David’s koningshuis (zie Psalm 89).
  • De verwoesting van de tempel en de ballingschap van het volk.
  • De overheersing van Israël door de Romeinen ten tijde van Jezus geboorte.
  • Petrus verloochening van Jezus.
  • Paulus doorn in het vlees.

(2) Lees o.a. wat Jeremia schrijft over profeten die een “(volks)eigenwillige” verkondiging laten horen (Uit Jeremia 28 en 29):

  • (…) 15 Toen zei de profeet Jeremia tegen de profeet Hananja: Luister toch, Hananja, de HEERE heeft u niet gezonden. Ú echter hebt dit volk op leugen doen vertrouwen. 16 Daarom, zo zegt de HEERE, zie, Ik ga u wegwerpen van de aardbodem. Dit jaar sterft u, omdat u hebt opgeroepen afvallig te worden van de HEERE. 17 En de profeet Hananja stierf in datzelfde jaar, in de zevende maand.
  • (…) 8 Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Laat je niet misleiden door je profeten en waarzeggers. Hecht geen geloof aan hun dromen; ze dromen slechts wat jullie wensen. 9 Wat ze jullie in mijn naam profeteren zijn leugens. Ik heb hen niet gezonden – spreekt de HEER.
    10 Dit zegt de HEER: Als er in Babel zeventig jaar voorbij zijn, zal ik naar jullie omzien. Dan zal ik mijn belofte gestand doen door jullie naar Jeruzalem te laten terugkeren.

(3) (…) 25 Let er dan op dat u Hem Die spreekt, niet verwerpt. Want als zij niet zijn ontkomen die hem verwierpen die op aarde aanwijzingen van God deed horen, veelmeer zullen wij niet ontkomen, als wij ons afkeren van Hem Die vanuit de hemelen spreekt. (…) 28 Laten wij daarom, omdat wij een onwankelbaar Koninkrijk ontvangen, aan de genade vasthouden en daardoor God dienen op een Hem welgevallige wijze, met ontzag en eerbied. 29 Want onze God is een verterend vuur. (Uit Hebreeën 12)

Bron: Bewerkte teksten uit De Voorzeide Leer, Deuteronomium, door ds, C. Vonk (Buijten&Schipperheijn, Amsterdam, 1991)

mozes-te-kades

Mozes te Kades (Numeri 20)

Bron plaatje: godgelooftinmij.nl