Wees dan ijverig en bekeer u…

(…) wees dan ijverig en bekeer u. 20 Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop.
Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent,
Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.

21 Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon,
gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon.

22 Wie oren heeft, die moet horen, wat de Geest tot de gemeenten zegt.
(Uit Openbaring 3)

(…) Teellinck (1) reikt de beloften van de Heere, zoals we ze lezen in Zijn Woord, vooral aan als een heilzaam en noodzakelijk medicijn. Aan wie? Allereerst aan Gods kinderen in hun kwalen van geestelijke dorheid en doodsheid. Kennelijk kwam hij die ziekte regelmatig tegen of moest hij ze ook in zijn eigen leven constateren. Als iéts nodig is, waaraan met grote ijver in Gods kerk gewerkt moet worden, zo zegt hij aan het begin van zijn preek, dan is het dat de ingezonken zielen door de werking van Gods Geest onder de bediening van Zijn Woord levend gemaakt worden. Wat moet er met die gepredikte beloften gebeuren? Ze moeten geloofd worden! Ze mogen aangegrepen en toegeëigend worden. Met het oog daarop worden ze in de verkondiging van het Woord uitgereikt.

Maar is dan dat woord van Gods belofte genoeg? Kan een mens het daarmee wagen? Jazeker, zo belijdt de psalmist het toch: „Uw toezegging heeft mij levend gemaakt!”.(Psalm 119 : 50b). Kan dan een woord van Gods belofte zijn hart vrolijk en levend maken, nog vóórdat hij de vervulling van die belofte beleeft? Teellincks resolute antwoord: „Ja, echt waar! Het Woord van God is hem genoeg!” (2)

Wie of wat is dan de inhoud van Gods belofte? Dat is Christus Zelf. „Hij die in een rechte weg door het ware geloof Gods beloften op zichzelf toepast, eigent tegelijkertijd ook Christus aan zijn ziel toe. Zo trekt hij door het ware geloof de kracht van het geestelijk leven uit Christus. (…) Dan kan het niet anders dan dat de ziel, hoe doods en dor ze ook is, geestelijk levend wordt, want Christus is ons Leven!”

Tegen het slot van zijn boekje breidt Teellinck de ‘doelgroep’ van Gods beloften verrassend uit. In Gods beloften is alles begrepen wat een verloren mens behoeft, voor tijd en voor eeuwigheid. Aan die beloften gaat dan ook geen enkele gestalte vooraf dan alleen onze vleselijke wanstaltigheid. Aan ieder, wie dan ook, mogen die beloften Gods worden verkondigd. En Hij/hij doet het ook!

(1) Johannes Teellinck (1623-1674) was o.m. dienaar van het Woord te Utrecht, maar werd om politieke redenen door de stedelijke magistraat verbannen.
(2) We behoren hier ook zeker te denken aan de toezeggingen van onze Drie-enige God, zoals die beleden en toegezegd worden bij en door onze Doop.

Bron: RD-online 21-09-2016 – “Gods beloften hebben levend makende kracht”  ds. J. M. J. Kieviet.