Door te luisteren komt men tot geloof…

Dus door te luisteren komt men tot geloof, en wat men hoort is de verkondiging van Christus.  (Romeinen 10 : 17. NBV)
Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God.
(Romeinen 10 : 17. HSV)

God wil geloofd (vertrouwd!) worden op Zijn – tot ons mensen gesproken – Woord. Zo is het vanaf het begin van de Schepping geweest en zo was het heel de mensengeschiedenis door en ook nu is dat niet anders! En…

(…) Luister aandachtig naar Mij, eet het goede, en laat uw ziel vreugde scheppen in de overvloed. Neig uw oor en kom tot Mij, luister, en uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten: de betrouwbare gunstbewijzen aan David. (Jesaja 55 : 2-3. HSV)

… het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid.  (Johannes 1 : 14. HSV)

Geloven is zien met het oor! Luther zegt dit in een paaspreek: ‘Hoewel het oog niets ziet, moet je toch zien met het oor.’ – WA 49, 360, 28-29 (1544)

Het Woord van God is het eerste van alles – op het Woord volgt het geloof, en op het geloof volgt de liefde.
W(2) 19, S. 34 (Jenaer Ausgabe)
Het geloof komt alleen door Gods Woord of [anders gezegd] door het Evangelie, waarin Christus wordt gepredikt dat Hij Gods Zoon en mens is, gestorven en opgestaan omwille van ons.
WADB 7, 7, 16-19
Er is geen andere weg om tot het geloof te komen dan door het Evangelie te horen, te leren en te overdenken.
WA 46, 583, 27-28
Het geloof rust niet op een menselijke beslissing, want niemand kan zelf het geloof scheppen en maken. De Vader in de hemel moet het geloof geven en dit licht in het hart ontsteken. Hoe? Hij doet dat alleen door het Woord en de Heilige Geest.
WA 52, 658, 14-17
Waar het Woord van de belovende God is, daar is het geloof van de aannemende mens noodzakelijk.
W(2) 19, S. 33 (Jenaer Ausgabe)
Het geloof dat op het Woord van de belovende God rust, is het begin van onze zaligheid.
W(2) 19, S. 33 (Jenaer Ausgabe)
Het geloof staat daarop, dat Christus is gestorven, is nedergedaald in de hel, is opgestaan uit de dood voor ons – door dit geloof worden wij behouden, zoals Noach in de ark.
WA 12, 371, 6-10 (verkort)
Wanneer het gehele hart zich op het Woord en de belofte van God verlaat, dan is dat geloof. – W(2) 13, S. 2027 (Georg Rörers Postille, 1559)
Het kan wel zijn dat iemand een soort geloof heeft – dat is: hij verwacht iets en hij hoopt iets – maar omdat het Woord eraan ontbreekt, is het niet het ware geloof, maar een ongegronde inbeelding waaruit niets goeds voortkomt.
WA 52, 498, 26-29, weergave W(2) 13, S. 915
Geloof zonder Woord is waardeloos.
WA 24, 195, 28-29
De enige troost van het geloof is, dat het weet dat Gods Woord niet liegt en bedriegt.
WA 24, 246, 18-19
Zoals God het geloof in de eerste plaats door het Woord geeft, dan oefent, vermeerdert en bevestigt, zo voleindigt Hij het daarna ook door het Woord.
WA 40.3, 130, 14-15

(…) Jezus zei tegen hem: Omdat u Mij gezien hebt, Thomas, hebt u geloofd; zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven. (Johannes 19 : 29)

(…) maar deze zijn beschreven (en zijn en worden u verkondigd), opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn Naam.  (Johannes 20 : 31)

Bron Luther-citaten:  www.maartenluther.com