De harmonie van de hemel…

Ook weer op deze aarde?!

Op die dag zal het geschieden (gebeuren), spreekt de HEERE, dat Ik zal verhoren.
Ik zal de hemel verhoren en die zal de aarde verhoren.
En de aarde zal dan het koren, de nieuwe wijn en de olie verhoren,
en die zullen Jizreël verhoren.
(Hosea 2 : 20-21)

Het slot van het tweede hoofdstuk van Hosea is vol van geruchten van toekomstige heerlijkheid. De profeet tekent die heilstijd in de mooiste kleuren, en deze zijn zo gekozen, dat duidelijk is dat zij hier op onze huidige aarde nog nooit zo vervuld zijn en ook niet vervuld zullen worden.

Hij zal een verbond maken met de wilde dieren.

Dit verbond wil zeggen, dat de Here die wilde dieren “intoomt”, zodat ze geen leed of schade meer kunnen aanrichten.  Op de nieuwe aarde komen ook geen misoogsten meer voor. Geen wanklank verstoort nog het lied van de natuur. Dieren en mensen zullen elkaar geen leed aandoen of ombrengen. De mens, die nu in zijn vernielzucht onvergelijkbaar veel geraffineerder is dan de wilde dieren, omdat hij kan wat dieren niet kunnen, namelijk: haten (1), die zal niet meer gevonden worden op deze vernieuwde aarde:

„Dan zal Ik boog en zwaard en oorlogstuig in het land verbreken,
en hen veilig doen wonen”
(vs 17b).
Vrede op aarde!

Van nog hoger waarde dan dat Gods volk veilig zal zijn, is evenwel de voorzegging, dat de bewoners van de nieuwe aarde heilig zullen zijn! Immers:

„Ik zal u Mij tot bruid werven”,

belooft de Here! En wat ligt er in deze belofte van „tot bruid werven” anders opgesloten dan reinheid? Als een heilige, als een onbevlekte bruid, zonder vlek of rimpel, zal zij in volle pracht en glorie in Gods woning geleid worden. De zonde van Israëls overspel zal behoren tot een vergeten verleden.

De nieuwe huwelijksverhouding is het, die de aarde tot hemel maakt.

De pas genoemde voorspoed en vrede maken de heerlijkheid van de nieuwe aarde (de hemel op aarde) niet uit. De paarlen poorten doen het niet, en evenmin de gouden straten. Maar de band met de Here. De liefdevolle omgang met Hem. Wat geeft de vrouw, die haar man liefheeft, om het goud en het zilver van haar man, als ze hem zelf niet heeft?

Wie door het ideaal van Paulus: „en zo zullen wij altijd met de Here zijn”,  niet gegrepen is, kan in het klimaat van de hemel op aarde niet wonen. Het allermooiste is, zegt Hosea, dat aan dit innig samenleven, deze ware gemeenschap, nooit meer een einde komt, en dat dit huwelijk nooit meer verbroken zal worden:

„Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig” (vs 18a).

Hij voegt er aan toe: „Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming; Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw” (vs 18b, 19a).

Dát zijn dus de eigenschappen van God, waaraan het Gods kinderen hun toekomstige heerlijkheid te danken hebben.

Bron: Tekst gebaseerd op “De harmonie der gebeden” uit ”De zoon van Beëri” van ds. H. Veldkamp

24 Ik zal hun antwoorden nog voor ze mij roepen,
ik zal hen verhoren terwijl ze nog spreken.
25 Wolf en lam zullen samen weiden,
een leeuw en een rund eten beide stro
en een slang zal zich voeden met stof.
Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil
op heel mijn heilige berg – zegt de HEER.
(Uit Jesaja 65)

(1) Haten: dat is God en de medemens en de dieren- en plantenwereld niet de hen van God gewezen plaats gunnen en/of geven in ons samenleven met Hem en met elkaar en met het leven in de ons omringende natuur.

Zie ook webpagina: De disharmonie van ónze gebeden…