Zin en onzin over Paulus op de Areopagus

o Was Paulus meer geschikt om in Athene het Evangelie te verkondigen dan de andere Apostelen?
o Kon hij door achtergrond en opleiding de boodschap beter afstemmen en aannemelijk maken?
o Wist Paulus hoe hij zijn prediking “naadloos” moest laten aansluiten bij de heersende cultuur?
o Waarom in Athene slechts “enige” bekeerlingen en in een stad als Korinthe “veel”? 
18 De boodschap over het kruis is dwaasheid voor wie verloren gaan, maar voor ons die worden gered is het de kracht van God. 19 Er staat namelijk geschreven: ‘Ik zal de wijsheid van de wijzen vernietigen, het verstand van de verstandigen zal ik tenietdoen.’ 20 Waar is de wijze, waar de schriftgeleerde, waar de redenaar van deze wereld? Heeft God de wijsheid van de wereld niet in dwaasheid veranderd? 21 Want zoals God in zijn wijsheid bepaalde, heeft de wereld hem niet door haar wijsheid gekend, en hij heeft besloten hen die geloven te redden door de dwaasheid van onze verkondiging. 22 De Joden vragen om wonderen en de Grieken zoeken wijsheid, 23 maar wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden aanstootgevend en voor heidenen dwaas. 24 Maar voor wie geroepen zijn, zowel Joden als Grieken, is Christus Gods kracht en wijsheid, 25 want het dwaze van God is wijzer dan mensen, en het zwakke van God is sterker dan mensen. (Uit 1 Kor. 1)
27 Maar wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen; 28 wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen. 29 Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen. (Uit 1 Kor. 1)
1 Ook ben ik, toen ik tot u kwam, broeders, niet met schittering van woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen. 2 Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd. 3 Ook kwam ik in zwakheid, met veel vrezen en beven tot u; 4 mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van geest en kracht, 5 opdat uw geloof niet zou rusten op wijsheid van mensen, maar op kracht van God. (Uit 1 Kor. 2)
19 Wat namelijk in deze wereld wijsheid is, is dwaasheid bij God, want er staat geschreven: ‘Hij vangt de wijzen in hun eigen sluwheid.’ 20 En er staat ook geschreven: ‘De Heer kent de gedachten van de wijzen; hij weet dat ze niet meer dan lucht zijn.’ 21 Niemand van u moet zich daarom laten voorstaan op een ander mens, want álles is van u; 22 of het nu Paulus, Apollos of Kefas is, wereld, leven of dood, heden of toekomst – álles is van u. 23 Maar u bent van Christus en Christus is van God. (uit 1 Kor. 3)
13 Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken. (Uit 1 Kor. 3)
20 Want het koninkrijk van God bestaat niet uit woorden, maar uit kracht. (Uit 1 Kor. 4)
7 Maar wij zijn slechts een aarden pot voor deze schat; het moet duidelijk zijn dat onze overweldigende kracht niet van onszelf komt, maar van God. (Uit 2 Kor. 4)
3 We leven wel in deze wereld, maar vechten niet met de wapens van deze wereld. 4 De wapens waarmee wij ten strijde trekken dienen niet ons eigen belang, maar zijn er om met hun kracht bolwerken te slechten voor God. We halen spitsvondigheden neer 5 en iedere verschansing die wordt opgetrokken tegen de kennis van God, we maken iedere gedachte krijgsgevangene om haar aan Christus te onderwerpen 6 en zullen op het moment dat u hem volledig gehoorzaam bent geworden, paraat staan om anderen voor hun ongehoorzaamheid te straffen. (Uit 2 Kor. 10)
12 We zijn niet zo overmoedig ons te vergelijken met degenen die zichzelf zo aanprijzen, laat staan ons aan hen gelijk te stellen. Zij tonen hoe dom ze zijn door zichzelf als maatstaf en norm te nemen. (Uit 2 Kor. 10)
18 Wanneer er zo velen zijn die zich op hun afkomst laten voorstaan, zal ik dat ook maar doen. 19 U, die zo verstandig bent, verdraagt dwazen toch met het grootste gemak. 20 Tenslotte verdraagt u het ook dat men u tiranniseert, uitzuigt, onderwerpt, zich boven u verheft en u beledigt. 21 Nu, ik moet u tot mijn schande bekennen dat wij daarvoor te zwak zijn geweest. Als anderen over zichzelf durven op te scheppen, durf ik het ook. Ik ben toch maar een dwaas.22 Zijn zij Hebreeën? Dat ben ik ook. Zijn zij Israëlieten? Dat ben ik ook. Zijn zij nakomelingen van Abraham? Dat ben ik ook. 23 Zijn zij dienaren van Christus? Ik ben zo gek dat ik durf te zeggen: ik nog meer. Ik heb harder gezwoegd, heb vaker gevangengezeten, heb veel meer lijfstraffen ondergaan, ben vaker in doodsgevaar geweest. (Uit 2 Kor. 11)
Wij apostelen zijn net als Christus zwak, maar u zult merken dat wij net als hij leven door Gods kracht. (Uit 2 Kor. 13)
7 Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus’ wil schade geacht. 8 Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen… (Uit Filippenzen 3)
11 Ik verzeker u, broeders en zusters, dat het evangelie dat ik u verkondigd heb niet door mensen is bedacht 12 – ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd – maar dat Jezus Christus mij is geopenbaard. (Uit Gal. 1)
16 Terwijl Paulus in Athene op hen wachtte, raakte hij hevig verontwaardigd bij het zien van de vele godenbeelden in de stad. (Uit Hand. 17)
30 God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen; 31 omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken. 32 Toen zij nu van een opstanding van doden hoorden, spotten sommigen, maar anderen zeiden: Wij zullen u hierover nog wel eens horen. 33 Aldus vertrok Paulus uit hun midden. 34 Doch enige mannen sloten zich bij hem aan, en kwamen tot geloof, onder wie ook Dionysius, de Areopagiet, en een vrouw, genaamd Damaris, en anderen met hen.  (Uit Hand. 17 – Areopagus rede)

 

Plaats een reactie