Uit Jesaja 8
(…) 12 Gij zult geen samenzwering noemen alles wat dit volk een samenzwering noemt, en voor hetgeen zij vrezen, zult gij niet vrezen noch schrikken. 13 De Here der heerscharen, Hèm zult gij heilig achten en Hij moet het voorwerp van uw vrees en Hij moet het voorwerp van uw schrik zijn. 14 Dan zal Hij tot een heiligdom zijn, en tot een steen, waaraan men zich stoot, en tot een rotsblok, waarover men struikelt, voor de beide huizen van Israël, tot een klapnet en tot een valstrik voor de inwoners van Jeruzalem. 15 En velen onder hen zullen struikelen en vallen, verpletterd, gestrikt en gevangen worden.
16 Bind de getuigenis toe, verzegel de wet onder mijn leerlingen. 17 En ik zal wachten op de Here, die zijn aangezicht verbergt voor het huis van Jakob, ja, op Hem zal ik hopen. 18 Zie, ik en de kinderen die mij de Here gegeven heeft, zijn tot tekenen en tot zinnebeelden onder Israël vanwege de Here der heerscharen, die op de berg Sion woont.
19 En wanneer men tot u zegt: Vraagt de geesten van doden en de waarzeggende geesten, die daar piepen en mompelen – zal een volk niet zijn God vragen? Zal men voor de levenden de doden (vragen)? 20 Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad. 21 Dan trekt men rond, gedrukt en hongerig, en wanneer men hongert, zal men in woede uitbarsten, en zijn koning en zijn God vervloeken, en men zal de blik omhoog richten 22 en men zal naar de aarde schouwen, en zie, benauwdheid en duisternis, beangstigende donkerheid, en in duisternis is men verstoten. (…)
Vrees niet!
1 Johannes 4 : 13-21
Vrees niet! Iemand vertelde mij eens dat dit woord 365 keer in de bijbel voorkomt, voor elke dag van het jaar één keer. Ik heb dat niet nageteld, maar ook al zou het niet kloppen, de gedachte erachter is juist: Nooit, nooit, behoeven wij voor God bang te zijn, of dat van die 365 keer nu waar is of niet.
Wat in ieder geval wél waar is: Je komt dit geruststellende woord in de bijbel nogal eens tegen, als de Here God of een engel aan iemand verschijnt. Weest niet bevreesd, zegt bijvoorbeeld de engel tegen de herders van Betlehem. En dat is maar één voorbeeld uit de vele. We mogen daaruit opmaken, dat wij mensen er met schrik op reageren, wanneer we met de wereld van God in aanraking komen.
Het is ons kwade geweten dat voor die schrik zorgt.
God is heilig en wij zijn dat niet. Of wij nu gelovig zijn of niet, het besef is bij ons allen springlevend dat wij voor God geen been hebben om op te staan.
Wanneer er op dit ogenblik een engel in ons midden verscheen zou dat voor aller oog duidelijk worden. Mensen die in vroeger tijd een godsverschijning kregen, dachten dan ook dat hun laatste uur geslagen had. Jesaja bijvoorbeeld: “Wee mij, ik ga ten onder…” (Jesaja 6 : 5).
Maar dan is daar van Gods kant die geruststelling: Vrees niet! Hoe moeten we dat verstaan?
Want het is toch niet kwaad dat wij God vrezen?
Het is tenminste een bewijs dat ons geweten goed functioneert.
Bovendien, is er in de bijbel geen sprake van “de vreze des HEREN”? En dat is toch helemaal een goede zaak. “Vreze des Heren”, zo zou je zelfs de hele Bijbelse godsdienst kunnen typeren. De bijbel brengt ons die godvrezendheid op elke bladzij bij. Denk maar aan het bekende woord uit het begin van het Spreukenboek (Spreuken 1 : 7) en de Psalmen (Psalm 111 : 10) : “De vreze des HEREN is het begin van de wijsheid“.
(…)
(Lees verder het vervolg van dit artikel “Vreest niet!”)