Gods toorn over alle hoogmoed van de gelovigen…

Open je ogen en zie hoe wie kwaad doen worden gestraft (1)

(Uit Psalm 91)

Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden…

1 Natuurlijk, u veroordeelt dit alles (2). Maar u bent evenmin te verontschuldigen.
Het oordeel dat u over anderen velt, velt u over uzelf,
want de dingen die u veroordeelt doet u zelf ook.
2
Wij weten dat God hen die dergelijke dingen doen terecht veroordeelt.
3 Of denkt u soms dat u, die zelf doet wat u in anderen veroordeelt,
de straf van God kunt ontlopen?
4 Veracht u dan zijn onbegrensde goedheid,
geduld en verdraagzaamheid, en weet u niet
dat zijn goedheid u tot inkeer wil brengen?
5 Doordat u zo hardleers bent en niet tot inkeer wilt komen (3),
maakt u dat de straf waartoe God u veroordeelt
op de dag dat hij zijn rechtvaardig vonnis uitspreekt en uitvoert,
alleen maar zwaarder wordt.
6 God beloont ieder mens naar zijn daden.
7 Aan wie het goede doet en daarin volhardt,
aan wie glorie, eer en onsterfelijkheid zoekt,
schenkt hij het eeuwige leven.
8 Maar wie handelt uit geldingsdrang,
de waarheid niet eerbiedigt en zich laat leiden door onrecht,
straft hij met zijn toorn en woede.
9 Iedereen die het slechte doet wacht leed en ellende,
de Joden in de eerste plaats, maar ook de andere volken.
10 Iedereen die het goede doet wacht glorie, eer en vrede,
de Joden in de eerste plaats, maar ook de andere volken.
11 God maakt geen onderscheid.

(1) Zie Romeinen 1 : 16-32
(2) 3 En als u bidt ontvangt u niets, omdat u verkeerd bidt: u wilt alleen uw eigen hartstochten bevredigen. 4 Trouwelozen! Beseft u dan niet dat vriendschap met de wereld vijandschap jegens God betekent? Wie bevriend wil zijn met de wereld, maakt zich tot vijand van God. 5 Denk toch niet dat dit loze woorden zijn in de Schrift: ‘Hij die ons het leven gaf, maakt er vurig aanspraak op; 6 maar de genade die hij schenkt is nog groter.’ Daarom staat er: ‘God keert zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt hij zijn genade.’ 7 Onderwerp u dus aan God, en verzet u tegen de duivel, dan zal die van u wegvluchten. 8 Nader tot God, dan zal hij tot u naderen. Reinig uw handen, zondaars; zuiver uw hart, weifelaars. 9 Weeklaag, wees treurig en laat uw tranen vloeien. Laat uw lachen veranderen in droefheid en uw vreugde in somberheid. 10 Verneder u voor de Heer, dan zal hij u verheffen. (Uit Jakobus 4)

Gelukkig wie zuiver van hart zijn,
want zij zullen God zien.

(1) Dat zijn de ogen van het geloof, die door het luisteren naar het Woord van God (hiervoor) geopend worden (zie Psalm 40 : 7-9). En dan (dus ook) acht geven op Gods toorn, eerst en vooral in eigen leven (o.a. Kolossenzen 3 : 6). Heel belangrijk dat we het verschil tussen succes en zegen leren inzien. Succes eert de mens of iets in of van het schepsel (iets van de wetenschap bijv.), zegen eert God. Vroeger of later blijkt succes dan ook helemaal geen zegen te zijn en zich zelfs tegen ons en tegen bijvoorbeeld de gemeente te keren (Zie o.a. Genesis 14 : 21-24 en – o.m. Psalm 16, 37 en 73 en Openb. 2 : 8-11 en 3 : 1-6 )