Wat mag (moet!) verwacht worden van een herder en leraar in de gemeente?

1 Ik roep je dringend op, ten overstaan van God en van Christus Jezus, die zal oordelen over de levenden en de doden, ik bezweer je bij zijn komst en heerschappij: 2 Verkondig de boodschap, blijf aandringen, of het nu uitkomt of niet, wijs terecht, straf en vermaan met alle geduld dat het onderricht vereist. (Uit 2 Timoteüs 4)

Hoofdtaak en -opdracht (volgens 1 Timoteüs 1)

  • De gemeente richten op de Liefde die voortkomt uit een rein hart, een zuiver geweten en een oprecht geloof door de betrouwbare boodschap te verkondigen die van ieder geloof en volledige instemming verdient:

Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaren te redden

  • Bij het vervullen van deze taak dient er sterk op gelet en aan gewerkt te worden dat er geen gelegenheid wordt gegeven om een afwijkende leer aandacht te geven in en/of te verkondigen aan de gemeente.
  • De herder en leraar zal zich toeleggen op:
    • het voorlezen uit de Schrift (in de samenkomsten of in de huizen) en
    • op de prediking (m.n. in de samenkomsten) en
    • op het onderricht (in de huizen en tijdens allerlei gelegenheden tot en vormen van samenkomst van de leden van de gemeente).
    • Hij zal bij dit alles zichzelf voortdurend in acht nemen, door zich blijvend te houden aan de zuivere leer, zodat hijzelf en degenen die naar hem luisteren gered zullen worden.

Andere (belangrijke neven)taken (zie 1 en 2 Timoteüs)
(die mogelijk – deels – ook door anderen gedaan kunnen worden)

  • In de samenkomsten van de gemeente voorgaan in het bidden voor alle mensen, met smeekbeden, voorbeden en dankgebeden. M.n. ook het uitspreken van gebeden voor alle koningen en gezagsdragers (“de mensen die boven en over ons gesteld zijn”), opdat de gemeente en de mensen rustig en ongestoord kunnen leven, in alle vroomheid en waardigheid, want: Dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze Redder, 4 die wil dat alle mensen worden gered en de Waarheid leren kennen. 5 Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, 6 die zichzelf gegeven heeft als losgeld voor allen, als het getuigenis voor de vastgestelde tijd. (1 Timouteüs 2 : 3-6)
  • Zichzelf en anderen aansporen om het vuur brandende te houden van de door God gegeven gaven.
  • Doorgeven van wat hijzelf gehoord en geleerd heeft aan betrouwbare mensen waarvan hij weet dat deze geschikt zijn om – net als hij – ook anderen te onderwijzen.
  • Regelrecht de Waarheid blijven verkondigen en daarin betrouwbaar te zijn en niet ingaan op mensen die (graag) de aandacht vragen door redetwisten of die komen met zinloos en leeg gezwets over zaken die er helemaal niet toe doen in de gemeente.
  • Geen ruzie maken maar voor iedereen een vriendelijk en verdraagzaam mens zijn, die de tegenstanders met zachtmoedigheid en geduld – met woorden uit Gods Woord! – terechtwijst.

Dit heb ik verkondigd, 9 daarom heb ik veel te verduren en ben ik zelfs als een misdadiger gevangengezet. Maar het woord van God laat zich niet gevangenzetten; 10 daarom verdraag ik alles omwille van de uitverkorenen, opdat ook zij in Christus Jezus gered worden en eeuwige luister ontvangen. (Uit 2 Timoteüs 2)