HC Zondag 14 – Vraag 35: Wat is dat gezegd: Die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria?
[Behandelde tekst: Lukas 1:26-38]
Dezelfde dag en op hetzelfde ogenblik dat Maria ‘ja’ zegt tegen de engel, is Christus in haar ontvangen. De Heilige Geest heeft haar laten ontvangen op het uur dat zij gezegd heeft: ‘Mij geschiede naar uw woord’ (vgl. Lukas 1:38). Hoe klein Hij dan ook was: Christus was als Kind in het lichaam van Zijn moeder reeds waarachtig God en volmaakt Mens in één Persoon – en Maria was de moeder Gods. Want het is verkondigd vanaf het begin dat de Zoon van God mens zou worden en dat Zijn moeder een maagd zou zijn. Dit is de eerste belofte die God spoedig na de val van Adam in het paradijs heeft gegeven. God sprak: ‘Het Zaad van de vrouw zal de kop van de slang vertreden’ (vgl. Genesis 3:15). Hij sprak niet: het zaad van de man zal dit doen, maar het Zaad van de vrouw (1). Daarom moet de moeder van deze ‘Slang-vertreder’ een maagd zijn. Later hebben de lieve vaders en profeten het ook verkondigd en het is ten slotte door de apostelen in de hele wereld gepredikt. Daarop zijn wij gedoopt en daarom heten wij christenen, omdat wij dit geloven en belijden. Daarbij zullen wij ook blijven.
Als er nu in de laatste tijden ketters zullen komen die tegen dit artikel tekeergaan, zie dan toe dat u vaststaat! Want dat wij dit artikel geloven is voor ons van het grootste belang. Christus heeft willen beginnen waar wij begonnen zijn, maar zonder zonde. Hij heeft ons leven vanaf onze ontvangenis willen heiligen (zie ook Vraag 36). Ons begin is in zonde en wij worden in zonde ontvangen en geboren, zodat keizer, koning, vorst, rijk of arm, en ook alles wat verder mens heet en mens is, in zonde wordt ontvangen (vgl. Psalm 51 : 7). Alleen Christus draagt de Naam en eer dat Hij ontvangen is door de Heilige Geest. Wij echter worden allen in zonde ontvangen en zijn mensen, bij wie vlees en bloed en alles wat wij aan en in ons hebben, verontreinigd en door de zonde verdorven is.
Maarten Luther: Predigten des Jahres i5 32,vgl. WA 36, S. 337 ff (vgl. W(2), 13 b, S. 2675-2676)
Bron: “Mijn enige troost – 365 dagen met de Heidelbergse Catechismus“
(1) Zie ook de volgende webpagina’s: