De Naam van onze God… (II)

11 Mozes zei echter tegen God: Wie ben ik, dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden? 12 En Hij zei: Voorzeker, Ik zal met u zijn, en dit zal voor u het teken zijn dat Ik u gezonden heb: Als u het volk uit Egypte geleid hebt, zult u God dienen op deze berg. 13 En Mozes zei tegen God: Zie, wanneer ik bij de Israëlieten kom en tegen hen zeg: De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden, en zij mij zeggen: Wat is Zijn Naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen? (Uit Exodus 3)

Gods eerste antwoord, bestemd voor Mozes, luidde aldus: ,,Ik zal zeker (met u) zijn”. Of: „Ik zal Mij stellig (bij u) aanwezig betonen”. Op een van déze manieren kan men het antwoord Gods van Exodus 3 : 14a namelijk het best vertalen.
De Staten Vertaling had: ,,Ik zal zijn, die Ik zijn zal”, de NBG heeft: „Ik ben, die Ik ben”. Laten we evenwel nuchter constateren, dat dit geen Nederlands is, waar een gewoon mens iets van begrijpt.

Door geen van deze beide vertalingen wordt Gods bedoeling duidelijk weergegeven. Terwijl de HEERE hier toch maar gewoon teruggekomen is op Zijn toezegging aan Mozes van zo even (Exodus 3 : 12): „Ik zal met u zijn.” Hij heeft zich daarbij evenwel bediend van tweeërlei opmerkelijkheden. Ten eerste sprak Hij: ,,’k Zal.” Onwillekeurig denken we hierbij aan de volgende spreekwijze in het Engels. Iemand vraagt: „Will you be with us?” (Zult U met ons zijn?). Het antwoord luidt: „Yes, I will” (Ja, dat zal ik). En vervolgens heeft God Zich bediend van een wijze van spreken, waarbij tweemaal een vorm van hetzelfde werkwoord wordt gebezigd, gescheiden door het betrekkelijk voornaamwoord. Deze spreekmanier nu is bekend. Zij drukt met bijzondere intensiteit uit, dat hetgeen door het werkwoord wordt aangeduid, beslist geschiedt (gebeuren zal). In zulke gevallen zouden wij dus woorden als „stellig” of „zeker” gebruiken. Waar bijv. de NBG in Exodus 33 : 19, de Hebreeuwse woorden alweer “mannetje voor mannetje” vertalende, heeft: „Ik zal genadig zijn, wien Ik genadig ben, en Mij ontfermen, over wien Ik Mij ontferm”, is de bedoeling van de Here beter op deze manier weer te geven: „Ik zal zéker genadig zijn en Mij zéker ontfermen”. (1)

Op het persoonlijk bezwaar van Mozes – want dat was het – dat er van Gods kracht in de laatste tijd weinig of niets was gebleken, heeft de HEERE dus geantwoord, dat Hij Zijn kracht nú dan eens terdege tonen zou. Dit was Exodus 3 : 14a. ‘k Zal zéker met u zijn, Mozes.

Bron: De Voorzeide Leer, Inleiding Genesis Exodus, deel 1a, door ds, C. Vonk (Buijten&Schipperheijn, Amsterdam, 1991)

(1) Ook weer heerlijke royale genadevolle woorden gesproken door JHWH, toen Hij wat van Zichzelf wilde laten zien op verzoek van Mozes (zie Exodus 33).

Zie ook: