De Naam van onze God… (I)

13 En Mozes zei tegen God: Zie, wanneer ik bij de Israëlieten kom en tegen hen zeg: De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden, en zij mij zeggen: Wat is Zijn Naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen? (Uit Exodus 3)

(…) Wanneer we nu aan zulke toch feitelijk niet aan de Schrift ontleende gezegden over God als het „oneindige Zijn” en de „absoluut Zijnde” in dr. Bähr’s (1) werk voorbijzien, maar letten op de hoogst nauwgezette studie, welke dezelfde auteur gemaakt heeft van het onderwijs van JHWH over Zichzelf, dat de HEERE, door middel van de schaduwachtige eredienst aan Israël gegeven heeft, moeten we erkennen, dat hier een Schriftgeleerde aan het werk en aan het woord was, „zoals een heer des huizes, die uit zijn voorraad nieuwe en oude dingen tevoorschijn brengt”. Volgens Bähr hebben tabernakel en toebehoren geen ding met groter nadruk gepredikt dan dit: Gods aversie van de dood en Zijn welbehagen in het leven!  (…)

We hadden van prof. Holwerda (2) iets geleerd omtrent de betekenis van de naam JHWH of HEERE en van Bähr iets omtrent de strekking van de schaduwachtige eredienst. Maar kwam het één niet op hetzelfde neer als het ander? En was dit niet uit te breiden tot de hele “Wet van Mozes”? Spreekt zij niet in haar geheel over de HEERE als die God, die zelf de Levende is, die een hartgrondige afkeer heeft van onze dood en een innige liefde voor ons leven en die aan Zijn volk het leven gaf? Al is het een andere vraag, of deze waarheid wel steeds die aandacht van ons ontving, welke zij verdiende.

(…) Maar ligt de toepassing van die waarheid eigenlijk niet overál voor de hand? Wat heeft God eigenlijk ooit anders gedaan dan Zijn grote liefde tonen voor het leven en heel bepaald voor ons mensenleven?

Hij schonk het bij de schepping (Genesis 1) en beveiligde het reeds in de hof door onze eerste ouders te waarschuwen voor de dood. (…) Wat anders dan Gods belofte des levens heeft Adam geïnspireerd tot de naamgeving van Eva: Chaajjaah, Eva, Dzooè, Leven?
God waarschuwde Kaïn tegen de gedachte-nog-maar aan doodslag. Met welk een bedroefd hart besloot Hij tot de zondvloedstraf! Hoe redde Hij Abraham opnieuw van een dood door verdrinking, nu in een poel van heidendom; en Hij betoonde Zich de God, die macht heeft om de “verstorvenen” levend te maken en die lust heeft ze door nieuw leven op te wekken tot lachen door de geboorte van Izaäk.

Maar Abrahams nakomelingen hebben de verlossing uit Egypte meegemaakt. Dat was het nec plus ultra. Onovertroffen! Van toen af heeft God bij Israël JHWH willen heten. Die leven doet. We kunnen de les van deze historie niet gemakkelijk overschatten. Zij ligt aan het onderwijs van de hele heilige Schrift ten grondslag. Zelfs aan dat van het boek Genesis, hoe vreemd het even klinken moge.

“De wet van Mozes” (3) is vol Evangelie! (…) Wij wensen voor niemand onder te doen in eerbied voor het Nieuwe testament, maar het vormt slechts een deel, een vierde deel, van de hele Heilige Schrift. En het rust op “Mozes, de Profeten en de Psalmen”. (…)

(1) Dr. K.C.W.F. Bähr (1801-1874), Evangelisch theoloog uit Duitsland.
(2) Prof. B. Holwerda (1901-1952), Hoogleraar in de oudtestamentische vakken aan de Theologische Hogeschool Kampen (Broederweg)
(3) Bijbelboeken Genesis t/m Deuteronomium.

Bron: Inleiding Genesis Exodus, De Voorzeide Leer, deel 1a, door ds, C. Vonk (Buijten&Schipperheijn, Amsterdam, 1991)

26 Gezegend wie komt met de naam van de HEER.
Wij zegenen u vanuit het huis van de HEER.
27 De HEER is God, hij heeft ons licht gebracht.
Vier feest en ga met groene twijgen
tot aan de horens van het altaar.
28 U bent mijn God, u zal ik loven,
hoog zal ik u prijzen, mijn God.
29 Loof de HEER, want hij is goed,
eeuwig duurt zijn trouw.
(Uit Psalm 118)

Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid.
(Hebreeën 13 : 8)

Zie ook: