Weet dat de laatste dagen zwaar zullen zijn. 2 De mensen zullen egoïstisch zijn (liefhebbers van zichzelf, HSV), geldzuchtig, zelfingenomen en arrogant. Ze zullen God lasteren, geen ontzag tonen voor hun ouders, ondankbaar zijn en niets heilig achten. 3 Ze zullen harteloos zijn, onverzoenlijk, lasterziek, onbeheerst en wreed. Ze zullen het goede haten 4 en onbetrouwbaar, roekeloos en verblind zijn. Het genot zullen ze meer liefhebben dan God, 5 ze zullen de schijn van vroomheid ophouden, maar de kracht ervan miskennen. Keer je af van zulke mensen.
(Uit 2 Timoteüs 3, NBV)
Kaïn was al zo iemand die zichzelf meer lief had dan God en daarom steeds weer zijn eigen gedachten en handelen boven die van God plaatste. De liefde-woorden van vergevingsgezindheid en bescherming die God tot hem sprak wilde hij niet aanvaarden en proberen te begrijpen met en door een leven voor Gods aangezicht en met Zijn hulp (onderwijs) daarbij (1).
13 En Kaïn zei tegen de HEERE: Mijn misdaad is te groot om vergeven te worden. 14 Zie, U verdrijft mij heden van het aangezicht van de aardbodem en ik zal voor Uw aangezicht verborgen zijn en dolend en dwalend over de aarde gaan; en het zal zo zijn dat al wie mij tegenkomt, mij zal doden. 15 Maar de HEERE zei tegen hem: Daarom zal al wie Kaïn doodt zevenvoudig gewroken worden! En de HEERE merkte Kaïn met een teken, zodat niemand die hem tegenkwam, hem zou doden. 16 Toen ging Kaïn weg van het aangezicht van de HEERE; en hij woonde in het land Nod, ten oosten van Eden. (Uit Genesis 4, HSV) (1)
Maar voor wie God liefhebben geldt zeker ook: “Liefde maakt blind”!
(…) Wie bidt, echt bidt, zal, om met de Catechismus te spreken, zijn vertrouwen van alle schepselen aftrekken en op God alléén stellen. De tegenstelling is hier absoluut. Men kan wel z’n ambassadeurs hebben bij verschillende aardse presidenten, en relaties onderhouden allerlei andere machthebbers en rijken, maar het is niet mogelijk, terzelfder tijd het hof van Egypte én het hof der hoven van God te betreden. Hier moeten we kiezen of delen. Het is het één óf het ander. Vertrouwen op mensen kan niet samengaan met vertrouwen op God. Het oog kan niet tegelijk naar beneden en naar boven gericht zijn. Wie in zulke omstandigheden toch nog het „gebed” aanhoudt, doet maar „alsof”. Het kan de naam van bidden niet dragen. Want bidden is absolute en onvoorwaardelijke overgave aan God. Bidden is de ogen sluiten. Dat ogensluiten is meer dan een vorm. De bidder spreekt er mee uit: ik zie niets meer, ik zie geen mens, ik zie alleen de Onzienlijke, en geef mij in blind vertrouwen aan Hem alleen over. (…)