Dopen (inleiding)

Citaat uit werk van Maarten Luther (WA 47,184,17-27 – verkort):

Als echter Gods Woord tot u komt (1) en u het leest, dan spreekt ook de Heilige Geest. Het spreken van de Heilige Geest is Zijn schrijven en verzegelen. Als de Heilige Geest spreekt, dan heeft Hij de pen in Zijn hand, schrijft Zelf de letters en drukt die in het hart. Dán worden de mensen geheel anders en nieuw. Dan is de persoon zeker, want het is in zijn hart geschreven en gedrukt. Hij draagt een pand, een ring, een zegel, zodat hij er niet aan twijfelt: God is waarachtig – dat is de grootste heerlijkheid in zijn hart, dat God waarachtig is.

(1) Persoonlijke notitie – AJ: Het Woord van God komt ook al tot onze ongeboren en pasgeboren kinderen, omdat ze binnen de luisterende en biddende kerk/gemeente ontvangen en geboren worden en bij hun Doop de kerk/gemeente binnengedragen om daar eerst onder het Woord te worden gebracht. Zij zijn dus allereerst “in het Woord gedoopt” voordat zij met water gedoopt worden. Zo worden “heidenen” (volwassenen en kinderen) ook eerst “in het Woord gedoopt” (het Evangelie wordt hen verkondigd!) en daarna met water gedoopt.

Voor Bijbelwoorden zie: Te lezen in Gods Woord…

Citaat uit werk van J.A. Wormser (1807-1862) :
‘Leer het volk zijn doop verstaan en de natie is gered’. Zo zei iemand het in de negentiende eeuw. Een uitspraak om diep over na te denken. Nederland een gedoopte natie? Maar dat lijkt er in onze tijd bepaald niet op. Helaas, Nederland wordt steeds meer een ongedoopte natie. Ons volk is in de greep van het moderne heidendom.

Onderstaande citaten uit “Navolging” van Dietrich Bonhoeffer.
Doop is niet het aanbod van de mens, maar aanbod van Jezus Christus. Hij heeft zijn grond in de genadige, roepende wil van Jezus Christus. Doop betekent gedoopt worden, het is een ondergaan van de roepstem van Christus. De mens wordt daarin eigendom van Christus. De naam van Christus wordt over de dopeling uitgesproken, de mens krijgt daarmee deel aan deze Naam, de mens wordt ‘in Jezus Christus’ gedoopt (Rom. 6:3, Gal. 3:27, Matth. 28:19). Nu behoort hij Jezus Christus toe. Hij is aan de heerschappij van de wereld onttrokken en Christus eigendom geworden.
Wie gedoopt is, hoort niet meer aan de wereld toe, dient haar niet meer, is haar niet meer onderworpen. Hij behoort alleen Christus toe en heeft zijn verhouding tot de wereld alleen door Christus.

Onderstaande citaten zijn van Luther:
“Here God, U beloofde me dit in Uw Woord. U verandert uw belofte niet. Ik ben gedoopt, ik ben een door U verloste”.
(…) “Het christelijk leven is een voortdurend terugkeren en zich toewenden naar de doop. Daarom mag ieder de doop beschouwen als zijn dagelijks kleed, waarin hij zich altijd moet bewegen. Wie zijn doop niet gebruikt, mist ook de kracht daaruit”.
(…) “Als iemand in zonden valt, moet hij des te meer zijn doop bedenken. Hoe God een verbond met hem heeft gemaakt om hem al zijn zonden te vergeven. Wel moet hij tot aan de dood blijven vechten tegen het kwaad. Op dit verbond moet een mens vrijmoedig durven vertrouwen. Want de doop komt opnieuw in werking en dat met kracht. Dit vertrouwen moet een mens krachtig vasthouden, ook al strijd alles tegen hem en vallen alle zonden hem aan”.

 Nederland een gedoopte natie – Visie van J.A. Wormser (1807-1862)

De gehele Nederlandse natie is gedoopt, „al de gezindheden erkennen elkaars doopsbediening. De eenheid en katholiciteit van de anders zozeer verdeelde Christelijke Kerk is dus bewaard gebleven in de doop.” Welke onderlinge verschillen er ook zijn in de diverse kerken, de doop wordt in ieder geval door iedereen erkend. Bij een eventuele overgang tot een andere kerkgemeenschap wordt er geen nieuwe doopbediening verlangd. Op grond van de doop kan men zichzelf dan ook niet houden voor de enige ware kerk. Men erkent er in wezen mee dat ook andere kerken behoren tot de ene, heilige, algemene, christelijke kerk.

Tussen al de christelijke gezindheden bestaat dus eenheid, tenminste in de doop. De doop is een feit, zegt Wormser, waardoor hij van de ongelovige wereld werd afgezonderd en van stonde aan geroepen om voor eeuwig daarvan afgezonderd te blijven. „De Nederlandse volksstam toch is in zijn geheel gedoopt. Hij is de Heere toegewijd, door gedoopt te zijn in de naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes. Leer dan de natie haren doop verstaan en waarderen, en Kerk en Staat zijn gered.”

Plaats een reactie