God maakt geen onderscheid…

6 God beloont ieder mens naar zijn daden. 7 Aan wie het goede doet en daarin volhardt, aan wie glorie, eer en onsterfelijkheid zoekt, schenkt hij het eeuwige leven. 8 Maar wie handelt uit geldingsdrang, de waarheid niet eerbiedigt en zich laat leiden door onrecht, straft hij met zijn toorn en woede. 9 Iedereen die het slechte doet wacht leed en ellende, de Joden in de eerste plaats, maar ook de andere volken. 10 Iedereen die het goede doet wacht glorie, eer en vrede, de Joden in de eerste plaats, maar ook de andere volken. 11 God maakt geen onderscheid. (Uit Romeinen 2, NBV)

Gebed

Ach, eeuwige barmhartige God, U bent de God van vrede, liefde en eenheid, maar niet van tweedracht en verdeeldheid, met welke oordelen U nu rechtvaardig deze wereld bezoekt.
U doet dat daarom, omdat zij U – Die alleen de eenheid sticht en behouden kan – verlaten en door hun wijsheid van U afgevallen zijn, bijzonder in die zaken die Uw Goddelijke Waarheid, en de zaligheid van zielen betreffen. U hebt hen toegelaten zich te verdelen en vaneen te scheiden, zodat zij met hun vermeende wijsheid, in hun verdeeldheid beschaamd zouden worden, en tot U, Die de eenheid liefhebt, zouden terugkeren. Wij bidden en smeken U, dat U toch door Uw Heilige Geest al wat verstrooid is, tezamen brengt, wat gescheiden is, verenigd en weer tezamen voegt. Geef ons dat wij ons tot U de enige God keren, Uw enige Waarheid zoeken, alle verdeeldheid verlaten, dat wij in één zin, in één wil, in één kennis, in één gemoed, en in één geloof zijn, waarover onze Heere Jezus Christus eens oordelen zal. Dat wij dan, hemelse Vader van onze Heere Jezus Christus, U eensgezind als met één mond mogen prijzen en loven, door onze Heere Jezus Christus in de Heilige Geest. Amen.

Maarten Luther: Betbüchlein, 1522, Verg. WA. 10.2, 477, 35 – 478,15

 Psalm 25 vers 2 (OB)

HEERE, maak ons Uwe wegen,
Door Uw Woord en Geest bekend;
Leer ons, hoe die zijn gelegen,
En waarheen G’ Uw treden wendt,
Leid ons in Uw Waarheid, leer
IJv’rig ons Uw wet betrachten;
Want Gij zijt ons heil, o HEER,
‘k Blijf U al den dag verwachten.

(NB. “mij” vervangen door “ons” – AJ)