Over bidden en vloeken gesproken…

Zij roepen niet tot Mij met hun hart, wanneer zij tot Mij klagen op hun plaatsen van gebed.  (naar Hosea 7 : 14a)
Roep Mij aan ten dage der benauwdheid,  Ik zal u redden en gij zult Mij eren.
(Psalm 50 : 15)

De allereerste voorwaarde voor een gebed dat God graag hoort en door Hem verhoord wordt, is, dat wij Hem… van harte aanroepen! God vind alleen vreugde in de waarheid. Een gebed met de mond gesproken, maar dat niet uit het hart komt, is zonder ziel, is dood en niet meer dan lucht en leugen. (…).

Nu we horen en beseffen dat elk gebed dat niet uit het hart komt een Godslastering is, en de Here als een leugen en dus als een vloek in de oren klinkt, kunnen we ons afvragen waar het meest gevloekt wordt, buiten of binnen de kerk? In elk geval wordt er ook door “Gods volk” ontzettend veel gevloekt. Vroom gevloekt. Hoeveel “plaatsen van gebed” over het hele land verspreid, waarvan God zeggen moest (moet?): doe het geluid van uw gezangen en uw muziek weg van Mij, Ik wil er niet naar luisteren…

Ik zal u redden: dit is de verhoring der gebeden.
De Here staat gereed om te verlossen en te helpen, maar het is Hem vaak onmogelijk, want er wordt niet gebeden, omdat ons bidden en smeken de naam van gebed niet dragen kan. Er kunnen geen verhoorde gebeden zijn, zegt de profeet Hosea tot Gods volk, om de eenvoudige reden, dat er geen gebeden zijn. Er is niets om te verhoren. Zodra er maar één waar gebed om verlossing en hulp in de hemel zou doordringen, zouden we ervaren, dat de Here zeer spoedig is tot het geven van hulp en redding.
Hier ligt — voor een deel — de oplossing van het „raadsel” van de „onverhoorde gebeden”.
Wij klagen soms, dat er geen verhoring is.
God klaagt, dat er geen gebeden zijn.

Wij zoeken (we zijn er slecht genoeg voor!) de schuld bij God. De Here wijst de schuld aan bij óns. De fout schuilt niet bij de Hoorder van de gebeden, maar bij de sprekers van gebeden. Wat er veranderen moet, is niet, dat God beter horen en verhoren moet, maar dat wij beter bidden moeten. “Gij bidt wel maar ontvangt niet, omdat ge verkeerd bidt” (Jacobus 4 : 3).
God wacht op ons bidden met het hart!

Wat er over het algemeen genomen aan ons bidden ontbreekt, is niet, dat het niet opgetuigd genoeg is (wat kunnen wij toch ons bidden op allerlei manieren optuigen!), en ook niet, dat we te weinig bidden in ons leven en in de kerken en gemeenten, maar dat ons bidden niet diep genoeg weg komt. … uit het hart.
Dit bidden uit de diepte, dat stijgt het hoogst, dat bidden  bereikt de hemel en de oren van de Here Sebaoth.
Daarom laat iedereen zich bekeren… in zijn bidden!

Uit de diepte roep ik tot u, HEER,
2 Heer, hoor mijn stem,
wees aandachtig, luister
naar mijn roep om genade.

3 Als u de zonden blijft gedenken, HEER,
Heer, wie houdt dan stand?
4 Maar bij u is vergeving,
daarom eert men u met ontzag.

5 Ik zie uit naar de HEER,
mijn ziel ziet uit naar hem
en verlangt naar zijn woord,
6 mijn ziel verlangt naar de Heer,
meer dan wachters naar de morgen,
meer dan wachters uitzien naar de morgen.

7 Israël, hoop op de HEER!
Bij de HEER is genade, bij hem
is bevrijding, altijd weer.
8 Hij zal Israël bevrijden
uit al zijn zonden.

Psalm 130 (NBV)