Het is goed dat wij hier zijn…(II)

Over de verkondiging in onze samenkomsten…(vervolg)

Schilderwerk of beeldhouwwerk?

Want in liefde heb Ik behagen en niet in slachtoffer,
in kennis van God en niet in brandoffers. (Hosea 6 : 6)
Daarom heb Ik er door de profeten op ingehouwen,
heb Ik hen gedood door de woorden van Mijn mond
 (Hosea 6 : 5).

Wij hebben ook het profetische Woord, dat zeer vast is — en zeer pijnlijk! —, en wij doen wél, als we er acht op geven, letten op wat de bedoeling van God is met dat Woord. Het staat hier duidelijk: houwen! En de “redenen van Zijn mond” zijn bestemd om te doden, namelijk datgene wat dood moet: de oude mens; opdat het nieuwe leven kan opbloeien, en wij de nieuwe mens aandoen, die naar Gods beeld geschapen is. Dat is dus: dat we in ons mens-zijn Zijn beeld vertonen.

Het is nodig, dat dit uitgesproken doel van de verkondiging goed bedacht wordt, zowel door de overbrengers als de hoorders van het Woord.
Een preek moet meer houwen dan beschouwen. Mag daarom niet opgaan in: een Schrift-beschouwing, kerkbeschouwing, verbondbeschouwing, doopbeschouwing. Natuurlijk is het wel nodig als brood, dat daar in de gemeente goede „beschouwingen” over heersen! Ook aan verkeerde denkbeelden behoort te worden geschaafd en gebeiteld en gehamerd. Maar de mens is meer dan een stel hersens. Ook met de meest correcte „beschouwingen” is het mogelijk onbekeerd te blijven. Behouwen is daarom meer dan beschouwen. Het stelt zich niet tevreden met juiste denkbeelden er in te hameren, maar de hele mens te vernieuwen naar Gods beeld. Hij moet niet slechts denkbeelden bezitten, maar beeld van God zijn, en Christus behoort in hem gestalte te verkrijgen.
Dit „houwen” vraagt een kunstenaarsziel.
Het vereist veel liefde en spanning, om de juiste proporties te zien, dat er niet te weinig, maar ook niet te veel met ruwe hand wordt af gehouwen. Het beeld moet harmonisch zijn. Het „Woord” is een geniaal beeldhouwer, en geen smid, die almaar op hetzelfde aambeeld slaat. Het wil ook geen menselijk geraamte formeren, maar mensen Gods van vlees en bloed, die met verstand en gevoel, hoofd en hart en hand, met lichaam én ziel tot alle goed werk volkomen zijn toegerust (zie 2 Timoteüs 3 : 14-17).
En anderzijds, wat de hoorders betreft, wie gaat er nu eigenlijk nog naar de kerk om zich te laten behouwen, en zich te laten „doden” door de woorden van Zijn mond. Liever dan dit behouwen is ons het bedauwen door veel stichtelijke verkondiging, we kunnen daar kostelijk onder en van genieten, terwijl in ons leven de zaak op de oude voet wordt voortgezet…

Bron: “De zoon van Beëri – over het boek Hosea” van ds. H. Veldkamp (1895-1956)
Ik roep je dringend op, ten overstaan van God en van Christus Jezus, die zal oordelen over de levenden en de doden, ik bezweer je bij zijn komst en heerschappij: 2 Verkondig de boodschap, blijf aandringen, of het nu uitkomt of niet, wijs terecht, straf en vermaan met alle geduld dat het onderricht vereist. 3 Want er komt een tijd dat de mensen de heilzame leer niet meer verdragen, maar leraren om zich heen verzamelen die aan hun verlangens tegemoet komen en hun naar de mond praten. 4 Ze zullen niet meer naar de waarheid luisteren, maar naar verzinsels. 5 Jij echter moet in alles nuchter zijn, je lijden aanvaarden, je werk als verkondiger van het evangelie doen, je dienende taak vervullen. (Uit 2 Timoteüs 4)