Vriendschap van Dietrich Bonhoeffer en Eberhard Bethge…

Nu de vriendschap tussen Dietrich Bonhoeffer en Eberhard Bethge zo onder de aandacht gebracht is als door Charles Marsh in zijn nieuwe Bonhoeffer-biografie, lijkt het gepast om in dit verband eens te wijzen op de vriendschap tussen David en Jonathan, zoals die in de Bijbel beschreven wordt.

De grote drijfveer van Bonhoeffer’s leven was om in alles van zijn leven Jezus na te volgen. Om in en door zijn leven waar te maken Jezus’ oproep en eis “zoekt eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid”. Dit is een onmiskenbaar gegeven. Vanaf jonge leeftijd doet dit verlangen zich al gelden – zie bijvoorbeeld de bijzonder indringende preken die Bonhoeffer al op jongere leeftijd schreef, zelfs ook al voor zijn ambtsaanvaarding! (1) Voor en bij het uitvoeren van deze levenstaak heeft hij naar een metgezel verlangt en gezocht en in Eberhard een vriend/levensgezel gevonden (ontvangen!), die aan dit verlangen en streven kon en wilde bijdragen en inhoud geven. We mogen bij deze vriendschap en samenwerking beslist stellen, dat we bij deze twee personen – net als bij David en Jonathan – met door de Geest gedreven mensen te maken hebben (gehad). En die mensen waren natuurlijk ook – net als ook van Jonathan en David blijkt – mensen van gelijke bewegingen als wij, met ieder ook hun eigen eigenaardigheden, tekortkomingen, zwaktes en zonden.

Echter, juist in een relatie van gelijke sexe (man-man, vrouw-vrouw) kan een gedrevenheid, puurheid en diepte zich ontwikkelen en blijven voortbestaan, die in een man-vrouw verhouding vanwege allerlei andere verlangens en zaken die daarin meespelen (m.n. verlangens op erotisch en sexueel gebied, en het verlangen naar eigen kinderen en het stichten van een gezin bijvoorbeeld), vrijwel niet tot zo’n bijzondere relatie – zoals die tussen Bonhoeffer en Betghe ontstond en zich ontwikkelde – zou hebben kunnen leiden en kunnen uitgroeien tot die diepe verbondenheid, zoals die ook is blijven voortbestaan tijdens Bonhoeffers gevangenschap en bij het zien naderen van zijn executie. Bij Bethge is die diepe verbondenheid met de persoon en het leven en werk van Bonhoeffer blijven bestaan. Ook na de dood van Bonhoeffer tot aan zijn levenseinde toe.

Dat bij zo’n bijzondere relatie en de gevoelens die daarin en daarbij meespelen (o.a. grote affectie vanwege bewondering van/voor elkaars verlangens, denkkracht, werkkracht, gedrevenheid) woorden gebruikt woorden en daden verricht worden, die ook wel “in de buurt liggen” van woorden en daden, die ook in de erotiek een rol spelen (2), moet ons hierbij niet verbazen of doen schrikken. Wel geldt bij zo’n bijzondere relatie, dat wanneer het daarbij tot werkelijk erotische en sexuele verlangens en praktijken zou komen, de puurheid en integriteit van zo’n relatie vrijwel onmiddellijk tot niet geringe (persoonlijke) averij in die relatie zal leiden. Op z’n minst zeker bij één van de partners in zo’n bijzondere relatie. Wanneer Dietrich Bonhoeffer blijk zou hebben gegeven van daadwerkelijke erotische en sexuele verlangens en pogingen ondernomen hebben om dat duidelijk te maken en tot praktijk te brengen, dan kan je er zeker van zijn dat Eberhard Bethge (vrijwel direct en zeker vroeger of later – m.n. ook vanwege zijn latere relatie en huwelijk met Renate Schleicher) meer afstand zou hebben willen en moeten nemen en dat dan ook op een gegeven moment daadwerkelijk hebben gedaan. En dat is blijkens hun levensgeschiedenis (wat daarover door hen zelf en anderen is aangegeven en verteld) niet gebeurd! Dat moet ons veel zeggen!

Dat zo’n bijzonder relatie voortdurend bedreigd (3) wordt en alleen in alle oprechtheid, reinheid en eerlijke gedrevenheid kan blijven voortbestaan in een leven met dagelijkse toewijding aan God, dat z’n kracht vind in dagelijks Bijbellezen en gebed, dat moet voor ons vast staan. Ieder voor wie het de wens en wil is om heel zijn bestaan met ongedeeld hart te wijden aan God en zich te onderwerpen aan zijn wil, die kan niet (meer) leven zonder dagelijks het Onze Vader (4) te bidden en ook niet zonder dagelijks de Psalmen te lezen, overdenken en bidden… We weten voldoende van de levens van Dietrich Bonhoeffer en Eberhard Bethge om te beseffen en moeten erkennen dat dit bij hen ook voortdurend levenspraktijk is geweest.

(1) Zie bijvoorbeeld een preek uit 1931 over Psalm 63
(2) David zegt van Jonathan: “Ik ben benauwd om jou, mijn broeder Jonathan! Je was mij zeer lief; je liefde was mij wonderlijker dan de liefde van vrouwen.” (in 2 Samuël 1 : 26)
(3) Je kunt stellen dat (de oprechtheid van) deze relatie zelfs nu nog weer aangevallen en bedreigd wordt door wat daarbij gesuggereerd en geïnsinueerd wordt in het boek van Charles Marsh.
(4) Het Onze Vader is een gebed dat zich in alles richt op “zoekt eerst het koninkrijk van God en zijn Gerechtigheid”. Ook de Broodvraag daarin is beslist alleen een bede om Christus zelf en (sinds Zijn hemelvaart) een bede om de inwoning en kracht van de Heilige Geest.