Henoch’s wandelen met God – misschien (n)iets voor ons?

Wandelen met God?

Hoe? Waar? Teruggetrokken? Op een veilig plekje achter veilige muren? Nee, van Henoch kunnen we leren om al ‘wandelende’ toch middenin in de volle praktijk van het leven te staan. Bedenk: de tijd waarin hij leefde, was er een van diep verval. Een tijd vol ongehoorzaamheid, opstand en goddeloosheid (Judas 1:15). Bovendien rustten grote verantwoordelijkheden op zijn schouders. Als oudste zoon stond hij namelijk aan het hoofd van zijn familie en geslacht. Dat betekende in die dagen onder andere dat hij verantwoordelijk was voor rechtspraak en bestuur. Hij stond dus niet aan de zijlijn. Leefde niet teruggetrokken ‘met een boekje in een hoekje’. Nee, hij stond aan het front, midden in het volle leven.

En… hij hield zijn mond niet. Hij was geen man die om de lieve vrede maar zweeg. Nee, in de Judasbrief wordt hij ons getekend als ‘profeet’ (Judas 1:14). Hij nam het op voor Gods heilzame geboden en rechten en stond voor zijn God. Zelf delend in Zijn gunst en liefde schaamde hij zich niet om vrijmoedig en rondborstig voor Hem uit te komen. Voor Zijn Naam en eer. Hij heeft zijn tijdgenoten gewaarschuwd voor Gods oordeel over de zonde en hen indringend tot bekering geroepen. Daarin heeft hij volhard tot op het moment waarop God hem van zijn aardse wachtpost afloste en hem in een punt des tijd overzette uit de aardse in de hemelse werkelijkheid (Gen. 5:24, Hebr. 11:5).

En wij? Hopelijk brandt het vuur dat in Henoch’s hart brandde, ook in onze harten. God heeft Henoch’s leven zo geleid dat grote verantwoordelijkheden op hem rustten. Maar rusten die ook niet op ons? God heeft ons allereerst de schat van het Evangelie toevertrouwd. Maar vervolgens, we leven en studeren en werken niet voor niets. Het betekent dat Hij ons ook talenten en vaardigheden gegeven heeft op het terrein waar wij onze werkzaamheden zoeken, bijvoorbeeld in de verpleegkunde of in die van studie en wetenschap. Zowel de schat van het Evangelie als ook de talenten die ons gegeven zijn, mogen niet in een zweetdoek bewaard worden. Integendeel, daarmee hebben we te woekeren tot eer van onze God en ten dienste van onze naaste. Want: ‘Aan wie veel gegeven is, van die zal ook veel geëist worden’ (Lukas 12:48). Laten we ons die heilige roeping levend bewust zijn.

Helaas, ook onze tijd is niet op God en Zijn Woord aangelegd. Spot, ongeloof en verzet kunnen ook ons deel zijn. Hoe blijven we staande? Hoe blijft het de vreugde van ons hart om met deze God te wandelen? Hoe blijft het vuur branden? Leer van Henoch: alleen ‘door het geloof! Dagelijks levend uit Hem Die ondanks alle tegenstand toch ten einde toe in volkomen gehoorzaamheid aan Zijn Vader heeft gewandeld. Wees ervan verzekerd: waar de levensverbondenheid is met Hem, daar zal Hij het ons aan niets laten ontbreken. Niet in ons persoonlijk leven. Niet in onze studie. Niet in de latere werkkring. Nooit. En daarom: ‘Volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst van hun wandel’ (Hebr. 13:7).

Bron: BKCie artikel (tweede gedeelte) – van Ds. L.W.Ch. Ruijgrok –  overgenomen uit uitgave van CSFR.