Wat ons gelovigen het meest bedreigt…(I)

Israël en Efraïm zullen struikelen door hun ongerechtigheid. Ook Juda struikelt met hen. Hun kleinvee en hun runderen zullen zij brengen om de Here te zoeken, maar zij zullen Hem niet vinden: Hij onttrekt Zich aan hen! (Hosea 5 : 5b, 6).

Eigen schuld kwelt de mens het meest, zeggen de mensen.

Men krijgt echter in de regel de indruk, dat eigen schuld de mens het minst kwelt. We hebben het verbazend druk over de fouten en gebreken van mevrouw Jansen en mijnheer Pietersen. Of hun zonden ons nu bepaald zo erg kwellen, en dus tot gebed uitdrijven, dat is een vraag, waar we misschien beter aan doen, deze niet al te diepgaand te onderzoeken. In alle geval is er van gekweld worden door eigen schuld vaak bedroefd weinig te zien. Wij hebben nooit schuld. Altijd heeft de slang mij bedrogen, of het is „die vrouw, die U mij gegeven hebt”. Het fijn-ironische woord van de Heiland van balk en splinter is nog steeds actueel.

Zo gaat het precies, als er één of ander misloopt in ons leven. Dan heeft ook steevast een ander een spaak in het wiel gestoken, maar dat we er meestal zelf de eerste en grootste oorzaak van zijn, komt niet in ons op.

Er wordt hier door Hosea gezegd, dat Israël en Efraïm struikelen zullen. Dat was al meermalen gezegd trouwens. Dát is het monotoon refrein van alle Godsmannen in deze tijd: het loopt mis; het loopt zo vast als een huis! Als dát goed gaat met Israël, gaat alles goed. In openlijke en bedekte termen is aan Efraïm te kennen gegeven, dat het z’n ondergang tegemoet gaat!

Dát ze zouden vallen, stond dus wel vast.

De profeet gaat nu nog een stap verder, en geeft óók te kennen, waaróver dit volk struikelen zal. Israël en Efraïm zullen struikelen…. door hún ongerechtigheid. De steen des aanstoots, waarover ze struikelen, zal niets anders en niets minder wezen, dan eigen zónde. Dat hebben ze zelf nooit willen toegeven natuurlijk. Als straks de grote struikeling kómt, dan is het de overmacht van de vijand, waartegen zij natuurlijk niet bestand waren! Of het is de Here Zelf, Die het land verlaten heeft en Zich aan Zijn erf volk niet meer schijnt te storen. Hun weg was voor de Here verborgen, en hun recht ging voor hun God voorbij! Ze begrepen helemaal niet, waaraan zij dat nu verdiend hadden. Eigen schuld? Och kom! Wás er nu wel één volk op aarde, dat zo religieus was, en zó stipt en veelvuldig z’n offers bracht als zij? Neen, eigen schuld kwelde déze mensen althans niet het meest. Er waren wel enkelen, die er zo over dachten, het „overblijfsel” naar de verkiezing, de stille vromen, voor wie eigen schuld en de schuld van land en volk een grote kwelling was, maar de grote hoop zei: ’t is onbegrijpelijk! Wij, het volk des Heren, staan nu ook altijd in de hoek waar de slagen vallen!

Hel is er in dat opzicht nog niet veel beter op geworden. Het getal van hen, die gulweg toegeven, dat ze gestruikeld zijn over hun eigen zonde, is niet bijster groot. Er bestaat een grote virtuositeit in het zoeken naar „tweede oorzaken”, waardoor achteruitgang in het kerkelijk, verenigingsleven en persoonlijk leven te „verklaren” zou zijn. Wie zet er nu ook graag het pistool op eigen borst? Er is altijd wel een verleider in de buurt, en vooral de „Satan” heeft een brede rug. Wat „eigen vlees” misdeed, wordt kalmweg op het lange schuldregister van de duivel geschreven. Niets is comfortabeler voor het geweten. De „ergernissen” schuilen gewoonlijk in alle mogelijke hoeken en gaten, maar zelden in eigen hart. Terwijl toch de Bijbel ons onomwonden zegt, dat de mens de grootste vijand van zichzelf is. Bij het opsommen van de ergernissen, d.i. de oorzaken, die de mens ten val kunnen brengen, wees de Here Jezus ons niet naar buiten, maar naar binnen. Uw oog, uw hand, uw voet, o mens, zijn het gevaarlijkst. Pas op, en struikel niet over uw eigen ogen, want daar zijn Eva en Achan ook al over gestruikeld. Trek het mes dus niet tegen anderen, maar tegen uzelf. Ruk ook uw oog uit, als het u tot zonde verleidt, en hak uw hand af, als die u tot zonde verleidt . . . .pijnlijke zelfoperatie!

Wat was dan dé zonde, waarover Israël gestruikeld is, en die Efraïms graf gedolven heeft.
Men zou het niet zo gemakkelijk vermoeden! (…)

Lees het vervolg:  Wat ons gelovigen het meest bedreigt…(II)

Bron: “De zoon van Beëri – over het boek Hosea” van ds. H. Veldkamp (1895-1956)