De Lofzang van Maria

Uit de Lofzang van Maria (1521)

‘Hij stoot machtigen van de troon, en ellendigen verhoogt Hij – hongerigen vervult Hij met goederen, en laat rijken honger lijden’ (Lukas 1:52-53, weergave DB 1545).

(…) Om deze heilige lofzang goed te begrijpen, moet u er op letten dat de hooggeprezen maagd Maria hier spreekt uit eigen ervaring. De Heilige Geest heeft haar in het Woord verlicht en onderwezen. Want niemand kan God of Gods Woord juist verstaan dan rechtstreeks door de Heilige Geest – niemand kan het ook van de Heilige Geest ontvangen, tenzij hij het zelf ervaart, meemaakt en ondervindt. In deze ervaring onderwijst de Heilige Geest als in Zijn eigen school. Daarbuiten wordt niets onderwezen dan alleen lege woorden en onzinnig gepraat.

Zo is het bij de heilige maagd: nadat zij aan zichzelf ondervonden heeft, dat God in haar zulke grote dingen gedaan had – hoewel zij maar gering, onaanzienlijk, arm en veracht was –, leert de Heilige Geest haar deze grote kennis en wijsheid: dat God een Heere is Die Zich met niets anders inlaat, dan slechts te verhogen wat nederig is, te vernederen wat hoog is. Kort gezegd: te verbreken wat heel is, en heel te maken wat verbroken is.

Want zoals God, Schepper en Almachtige, in het begin de wereld uit niets geschapen heeft, zo blijft Hij nog steeds bij deze manier van werken. Nog is het met alles wat Hij doet, tot het einde van de wereld zó gelegen, dat Hij uit wat niets is, wat gering, veracht, ellendig en dood is, iets maakt – iets kostbaars, eervols, zaligs en levends. Aan de andere kant maakt Hij alles wat íets is, wat kostbaar, eervol, zalig, levend is, tot niets. Hij maakt het gering, veracht, ellendig en stervend (1).

Maarten Luther: Das Magnificat verdeutschet und ausgelegt 1521, vgl. WA 7, 546, 20 – 547, 8

Bron: www.maartenluther.com/

(1) Ter verduidelijking: vgl. o.a. Mattheus 11:25 vv; 1 Korinthe 1:26 vv

De lofzang van Maria

46 En Maria zei: Mijn ziel maakt de Heere groot,
47 en mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker,
48 omdat Hij heeft omgezien naar de nederige staat van Zijn dienares. Want zie, van nu aan zullen alle geslachten mij zalig spreken,
49 want Hij Die machtig is, heeft grote dingen aan mij gedaan en heilig is Zijn Naam.
50 En Zijn barmhartigheid is van geslacht tot geslacht over hen die Hem vrezen.
51 Hij heeft een krachtig werk gedaan door Zijn arm. Hij heeft hen die hoogmoedig zijn in de gedachten van hun hart, uiteengedreven.
52 Hij heeft machtigen van de troon gestoten en nederigen heeft Hij verhoogd.
53 Hongerigen heeft Hij met goede gaven verzadigd en rijken heeft Hij met lege handen weggezonden.
54 Hij heeft het opgenomen voor Israël, Zijn knecht, door aan Zijn barmhartigheid te denken,
55 zoals Hij gesproken heeft tot onze vaderen, tot Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid.