Roeping van onze Doop net zo krachtig als Jezus roeping van Zijn discipelen!

41 Vlak daarna kwam hij (Andreas) zijn broer Simon tegen, en hij zei tegen hem: ‘Wij hebben de messias gevonden’ (dat is Christus, ‘gezalfde’), 42 en hij nam hem mee naar Jezus. Jezus keek hem aan en zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten’ (dat is Petrus, ‘rots’). 43 De volgende dag besloot Jezus naar Galilea te gaan en daar ontmoette hij Filippus. Hij zei tegen hem: ‘Ga met mij mee.’ 44 Filippus kwam uit Betsaïda, uit dezelfde stad als Andreas en Petrus. 45 Hij kwam Natanaël tegen en zei tegen hem: ‘We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret!’ (Uit Johannes 2)

 Wij weten uit Gods Woord dat toen de discipelen door Jezus uitgekozen en geroepen waren, zij nog de smalle weg – die het onderwijs en het volgen van Jezus onder alle omstandigheden betekende en inhield – hadden leren te gaan. Jezus vroeg hen bij het leren gaan van die weg met Hem, beslist niet (aan het begin of steeds) of zij voor Hem al (inmiddels definitief) de keus hadden gemaakt, al waren er soms wel momenten dat ze met die vraag geconfronteerd werden of dat Jezus zelf hen met die vraag confronteerde. Bijvoorbeeld na de wonderbare spijziging, toen velen zich van Hem afkeerden. Toen vroeg Jezus zijn discipelen op de man af of zij misschien ook niet wilden weggaan bij Hem. Toen mocht Petrus de goede belijdenis over Hem uitspreken. Jezus wees Zijn discipelen er toen op dat Zijn en hún hemelse Vader Petrus die goede belijdenis in het hart en in de mond gegeven had.

Toch sprak Petrus deze woorden voorafgaand aan zijn latere verloochening van Jezus in Jeruzalem en ook nog voor de uitstorting van de Heilige Geest. Maar dankzij Jezus roeping en voortdurend gebed, en de bekrachtiging en verhoring daarvan door Zijn hemelse Vader gingen Zijn discipelen niet verloren, maar mochten zij – net als Jezus hier op aarde – toenemen in wijsheid en in genade bij God. Behalve die ene waarvan Jezus zeggen moest “en toch is een van jullie een  duivel”. Maar Judas was ook een geroepen discipel, hij kreeg dezelfde zorg en liefde en het onderwijs van Jezus als de andere discipelen, ook zijn voeten werden gewassen en reikte Jezus hem het brood bij het laatste Avondmaal…

 19 Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, 20 en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’ (Uit Matteüs 28)

 Bij de verkondiging en doop van de vroegste Kerk (tijd van de apostelen) lezen we niet van uitgebreid en diepgaand onderwijs voorafgaand aan de Doop van bekeerlingen, maar zien we dat zij (ook met “hun huis”) terstond na hun bekering worden gedoopt. Ook bij de omstandigheden van dat dopen kunnen we er niet van uitgaan, dat grote doopbassins de apostelen en hun medewerkers daarbij ter beschikking stonden en dat er veel tijd was voor dooprituelen (het oplezen van formulieren, het stellen van vragen, geloofsbelijdenis uitspreken, uitkleden en totale onderdompeling). Denk alleen maar aan het grote aantal bekeerlingen in Jeruzalem direct na de toespraak van Petrus en daarnaast in dit verband bijvoorbeeld ook aan de doop van Paulus, die van Cornelius met alle toehoorders, en ook de doop van de gevangenbewaarder in Filippi met al zijn huisgenoten.

37 Toen ze dit hoorden, waren ze diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten we doen, broeders?’ 38 Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, 39 want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ 40 Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’ (Uit Handelingen 2)

41 Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. 42 Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed.  (Uit Handelingen 2)

19 En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart. (1) (Uit 2 Petrus 1)

(1) Die “duistere plaats” is blijkbaar ons hart (zie Matteüs 15 : 18-20), waar het licht van het Woord in wil schijnen, tot ook de meest duistere plaatsen daarvan verlicht worden door het opgaan van de blinkende morgenster (de “Zon der gerechtigheid”, Maleachi 3 :20). Ieder zal – na zijn Doop – de strijd – om volle aandacht te geven aan het Woord tot het aanbreken van de dag en het opgaan van de morgenster in eigen hart – in zijn of haar leven te voeren hebben.

Opgemerkt: Is het verdwijnen van de “opgetuigde kerken” (met veel afbeeldingen, uitgebreide doopvoorbereiding en dooprituelen)  in het Midden Oosten , Oosten en in Noord Afrika misschien niet ook “een teken aan de wand” geweest en nog?! Had de (RK) kerk dit niet al veel eerder (voor de Reformatie) moeten beseffen? Het zijn vragen die – op Bijbelse gronden – onze aandacht verdienen.