Wat ons gelovigen het meest bedreigt…(II)

Israël en Efraïm zullen struikelen door hun ongerechtigheid. Ook Juda struikelt met hen. Hun kleinvee en hun runderen zullen zij brengen om de Here te zoeken, maar zij zullen Hem niet vinden: Hij onttrekt Zich aan hen! (Hosea 5 : 5b, 6).

(Dit is het vervolg van: Wat ons gelovigen het meest bedreigt…(I))

Wat was dan dé zonde, waarover Israël gestruikeld is, en die Efraïms graf gedolven heeft?

Men zou het niet zo gemakkelijk vermoeden!

Gewoonlijk denken we bij de zonde die iemand ten val kan brengen, aan iets heel ergs en ernstigs. Een dronkaard voert zich en zijn huis naar de afgrond. De overspeler brengt schande over z’n gezin en verwoest z’n nageslacht. En zo zijn er talloze zonden die dood en verderf brengen. “Gij roeit hen uit, die afhoereren, en U de trotse nek toekeren” – zo zingen we soms niet zonder enige zelfingenomenheid en met een steelse blik naar „de wereld”.

Natuurlijk zijn dit gruwelijke zonden!

Maar er is een andere zonde, die nog veel méér mensen ten val brengt, en die ook hét grote struikelblok voor Israël geweest is. … de braafheid. Efraïm is gestruikeld over z’n „vroomheid” en over z’n altaren. Dat kan natuurlijk óók. Dat komt zelfs zeer veelvuldig voor. De zonden, hoe torenhoog ook opgestapeld, vormen geen struikelblok op het pad naar de hemel. De Schrift zegt nooit en nergens, dat iemands zonden te groot zijn, om vergeven te worden. Dat is Kaïnstaal! De Here Jezus is juist gekomen, om zondaren zalig te maken. Maar Hij is niet gekomen voor rechtvaardigen! De braafheid is het grote struikelblok. Voor hoeren en tollenaren is duizendmaal meer hoop, dan voor fatsoenlijke Farizeeërs, die nooit hebben vernomen, dat God de goddelozen, en niet de brave kerkmensen rechtvaardigt, en die nimmer hebben verstaan, dat hun gerechtigheden “een wegwerpelijk kleed” zijn. Het is vrij eenvoudig dit te beamen, maar het is zwaar, dat kleed ook inderdaad weg te werpen.

In theorie is alle roem uitgesloten, maar in de praktijk dikwijls ingesloten. Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen, maar een beetje wierook voor mijn naam en beginselvastheid en offervaardigheid mag er toch wel gebrand!

Zó is het mogelijk te struikelen over z’n „trouw”!

Wie zal zeggen, hoevelen er gestrompeld zijn over hun gebeden en de stapels preken, die ze verslonden? Hoevelen eten zich de dood aan het Avondmaalsbrood en verdrinken in het Doopwater?
Want alles wat ik doe, moet gebeuren uit een waar geloof, naar de wet Gods, en tot Zijn eer! Dus voortkomen uit de zuiverste bron, beantwoorden aan de zuiverste maatstaf, beogen het zuiverste doel.
En wie, die daaraan z’n preken en kerkbeurten, z’n kerkelijke bijdragen en kerkelijke actie toetst, zal dan niet moeten bidden, of God hem z’n deugden vergeven wil, en verzoening wil doen over z’n béste werken?

Alleen wie zóver gekomen is, ontsnapt de kans, om te struikelen over z’n braafheid, en ontgaat het oordeel: „Israël en Efraïm zullen struikelen door hun ongerechtigheid”.

Here, leer ons onze gerechtigheden als ongerechtigheid zien!

Lees het vervolg:  Wat ons gelovigen het meest bedreigt…(III)

Bron: “De zoon van Beëri – over het boek Hosea” van ds. H. Veldkamp (1895-1956)