Over de woordjes vlees en geest in de Romeinenbrief

Uit dr. Maarten Luthers voorwoord bij de brief van Paulus aan de Romeinen 

In de eerste plaats moeten we kennis krijgen van de taal en moeten we weten waar Paulus het over heeft wanneer hij woorden gebruikt als: wet, zonde, genade, geloof, gerechtigheid, vlees en geest en zo meer. Om deze brief met vrucht te lezen is het nodig dat we deze woorden begrijpen.

Over de woordjes ‘vlees en geest’

U moet het woordje ‘vlees’ niet zo verstaan dat het bij vlees alleen over onkuisheid gaat en dat het woordje ‘geest’ alleen het innerlijke van het hart betreft. Maar ‘vlees’ noemt Paulus, net als Christus in het Evangelie van Johannes, alles wat uit vlees geboren is: de gehele mens, met lichaam en ziel, met verstand en zintuigen (vgl. Johannes 3:4 vv). Waarom? Omdat zijn hele bestaan op het vlees gericht is. Op dezelfde manier kan ook iemand ‘vleselijk’ worden genoemd die, (echter) zonder genade, veel over hoge geestelijke zaken nadenkt, onderwijst en spreekt.

Andersom ook kan iemand ‘geestelijk’ worden genoemd, zelfs terwijl hij zich met de meest uitwendige dingen bezig houdt. Dat deed Christus toen Hij de voeten van de discipelen waste; Petrus toen hij in het schip ging om te vissen. Kort gezegd: die mens is vleselijk, die inwendig én uitwendig leeft en werkt voor wat nuttig en nodig is voor het vlees, dus voor alles wat het uitwendige en tijdelijke leven dient. Geestelijk is die mens die inwendig én uitwendig leeft en werkt voor wat het geestelijke en toekomende leven dient (1).

Zonder een goed begrip over de woorden wet, zonde, genade, geloof, gerechtigheid, vlees en geest (1), kan men onmogelijk deze brief van Paulus, of een ander boek in de Heilige Schrift, verstaan. Wees daarom op uw hoede voor iedere leraar die deze woorden anders gebruikt, wie het dan ook is, of het nu Origenes, Ambrosius, Augustinus, Hieronymus of zelfs iemand is die nog beroemder zou zijn (vgl. Galaten 1:8).

Deutsche Bibel, Vorrede Auf die Epistel S. Pauli an die Römer, 1522/1546, vgl. WADB 7, 13, 5-25 (verkort)
Bron: www.maartenluther.com
(1) Heel het leven en werken – naar Jezus oproep en eis – gericht op en in dienst van “zoekt eerst het koninkrijk van God en zijn Gerechtigheid” en die gerichtheid en dienst kan en mag en behoort er ook te zijn in de manier waarop wij bezig zijn met de heel gewone dagelijkse dingen.