Inleiding: Ellende, Verlossing, Dankbaarheid

De grote kunst is niet, schatten te bezitten, maar van en uit z’n rijkdom te leven. Deze schone levenskunst heeft geen gierigaard ooit geleerd. Hij verkommert bij z’n overvloed. Evenzo elke bezitter van de Catechismus, die deze schat der eeuwen enkel in z’n kerkelijke archieven weet, en onder z’n symbolen rangschikt.
Citaat uit “Zondagskinderen”van ds. H. Veldkamp (onderstaande citaten zijn ook uit dit werk afkomstig!)

Catechismus heeft bijzondere ordening en bouw.

Niemand heeft ooit hartelijker gebeden dan onze Heiland, maar het gebed, dat Hij ons Zelf geleerd heeft, is schoon van orde. Er heerst een symmetrie, die verbaast.
En zoals Jezus met hoofd en hart gebeden heeft, hebben onze vaderen met hart en hoofd beleden. Men merkt aan alles, dat zij hun verstand hebben laten gaan over wat ze geschreven hebben. Dit blijkt allereerst uit de bouw van dit geschrift, dat Catechismus heet. Er zit stijl in. Het „stuk der dankbaarheid”, waarover wij nu gaan nadenken, begint op soortgelijke wijze als het „stuk der verlossing”, dat nu achter ons ligt, en met Zondag 5 begon. Daar een „teruggrijpen naar het stuk der ellende”, hier naar dat der verlossing. De belijdenis der ellende luidde: „aangezien wij naar het rechtvaardig oordeel Gods tijdelijke en eeuwige straffen verdiend hebben”. In volledige overeenstemming daarmee luidt de belijdenis der verlossing nu: „aangezien wij uit onze ellende zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade, verlost zijn”.
Maar ook over de plaats, die de „goede werken” in ons leven behoren in te nemen, hebben zij verstandig en „dogmatisch” nagedacht.
Zij hebben niet met de Antinominianen aan de „goede werken” verachtelijk een plaats ontzegd. Zij hebben wel met alle kracht er de verdienstelijkheid aan ontzegd, maar de noodzakelijkheid er van met evenveel kracht geproclameerd. Maar anderzijds hebben zij tegenover Rome de plaats van de goede werken niet ingeruimd in het stuk der verlossing, maar in dat der dankbaarheid. Die goede werken waren, wisten zij, niet de weg naar de verlossing, maar de vrucht van de verlossing. Om die te doen uit dankbaarheid. Men moet geen goede werken doen om verlost te worden, maar men is verlost om goede werken te doen. Zo hebben zij, heel nuchter, orde op zaken gesteld.

De verlossing door Zijn bloed vindt haar voortzetting in de vernieuwing door Zijn Geest: „Ons ook door de Heilige Geest tot Zijn evenbeeld vernieuwt”. Het bloed neemt de schuld, de Geest de smet weg. Wij worden niet alleen zalige(gelukkige) mensen straks in de hemel, maar ook nieuwe mensen hier op aarde. Deze twee staan niet los naast elkaar, maar hangen ten nauwste met elkaar samen. De vernieuwing hier is het begin van de zaligheid straks; de volkomen zaligheid in de hemel is de kroon van de levensverandering op de aarde. Een mens blijft dus maar niet een mens, maar wordt een ander mens. Dat andere is, zegt de Catechismus, dat wij tot Zijn evenbeeld vernieuwd worden. Dat wil zeggen, dat we op Christus gaan lijken (in zijn voetsporen gaan), Die, als Hij gescholden werd, niet terug schold, en als Hij leed, niet dreigde; Die Zijn discipelen de voeten waste dit gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was!
In deze vernieuwing van ons leven, het herstel naar het beeld Gods, bereikt Christus Zijn eigenlijke doel. Herstellen is Zijn levenswerk. Wat door de zonde geschonden is — het beeld Gods — weer te vernieuwen, en wee de mens, in wie niets hersteld wordt!
Daarin bereikt ook God Zijn eer. „Opdat Hij door ons geprezen wordt”, dat zijn de woorden, waarin deze zin uitloopt. Christus bedoelde niet de mens, maar God. In de herstelde, herschapen mens vindt God het werk Zijner handen terug.
We worden naar Zijn beeld vernieuwd, opdat wij ons met ons hele leven God dank voor Zijn weldaden bewijzen. Wij! We hebben pas vernomen, dat de vernieuwing van ons leven even volledig Christus’ werk is als de verlossing. Niettemin gaat die vernieuwing niet buiten ons om. Wij worden niet uit-, maar ingeschakeld. Wat Christus werkt, hebben wij uit te werken. Wij geven de Here terug, wat Hij onszelf eerst geschonken heeft. Met ons ganse leven. Niet met een kwart of de helft of driekwart. Maar met ons hele leven. De Here eist ons leven op. Hij vraagt het onze niet, maar onszelf. Hij vraagt niet veel, maar alles. Zoals Hij Zichzelf weggeschonken heeft aan ons, eist Hij, dat wij ons zullen wegschenken aan Hem. (1) Ons hele leven in z’n breedte, van de prille jeugd tot de hoge ouderdom. Ons hele leven in z’n diepte, te beginnen bij het liefhebbende hart en eindigend in de werkzame hand en de voet, geschoeid met bereidheid van het evangelie.
Zodat, om kort te gaan, hij, die z’n belijdenis van de verlossing door Christus niet beleeft in een nieuw leven, ernstig reden heeft zich goed te bezinnen, omdat deze twee bij elkaar horen als de warmte bij de zon. Het kinderdeel is voor de kinderen, die de trekken van hun Vader vertonen, en hun licht zo laten schijnen dat hun Vader in de hemelen verheerlijkt wordt.

Intussen is het toch eenvoudig genoeg. Wij worden uit de vrucht niet van ons geloof overtuigd, maar verzekerd. De eenvoudige zin van deze woorden moet wezen, dat de zekerheid van het geloof toeneemt, naarmate de vruchtbaarheid toeneemt. Deze twee houden gelijke tred. De weg van geloofsgehoorzaamheid is de weg tot geloofszekerheid, zoals omgekeerd de gifplant van de twijfel groeit op de bedorven akker van een slordig en onvruchtbaar leven. Hoe meer ik vruchten voortbreng, hoe vaster mijn tred wordt, en hoe steviger mijn geloof. Door „goede werken” te doen, raak ik hoe langer hoe meer mijzelf kwijt. De somberste gevangenis is die, waarin ik mijzelf heb opgesloten. Wie de kluisters van z’n „eigen ik” doorbroken heeft, ademt weer vrij. We leren zien, dat het een vreugde is, de Here te mogen dienen, en dat vrede heeft, ieder, die ’s Heren wet bemint. Wat het leven somber maakt, en de mooiste verhouding lelijk, is niet de dienst des Heren, maar de zonde. Vrijheid, vreugde, vrede, ziedaar enkele voetstappen op de weg der geloofszekerheid voor hen, die vrucht dragen in goede werken.

Bron: Bovenstaande tekst is citaat uit “Zondagskinderen” van ds. H. Veldkamp.
(1) Daarom is het beter om met elkaar te spreken over Liefde die de Vader en de Zoon alles gekost hebben, dan over “onvoorwaardelijke liefde” van God.

Zie ook de volgende pagina’s:
– 
De “drie stukken” – Geen tijd- of heilsvolgorde!
Ellende (wet of gebod)
– Verlossing (geloof)
– 
Liefde (dankbaarheid)

Plaats een reactie