God is de vader van elke gemeenschap…

Gedeelte uit Efeziërs 3 (NBV)
8 Mij (Paulus), de allerminste van alle heiligen, is de genade geschonken om de heidenen de ondoorgrondelijke rijkdom van Christus te verkondigen, 9 en voor allen in het licht te stellen hoe het mysterie dat in alle eeuwen verborgen was in God, de schepper van het al, werkelijkheid wordt*. 10 Zo zal nu door de kerk de wijsheid van God in al haar schakeringen bekend worden aan alle vorsten en heersers in de hemelsferen, 11 naar het eeuwenoude plan dat hij heeft verwezenlijkt in Christus Jezus, onze Heer, 12 in wie wij vrijelijk toegang hebben tot God, vol vertrouwen door ons geloof in hem. 13 Ik vraag u dan ook de moed niet te verliezen wanneer ik lijd omwille van u, want daaraan kunt u eer ontlenen. 14 Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader, 15 die de vader is van elke gemeenschap in de hemelsferen en op aarde. 16 Moge hij vanuit zijn rijke luister uw innerlijke wezen kracht en sterkte schenken door zijn Geest, 17 zodat door uw geloof Christus kan gaan wonen in uw hart, en u geworteld en gegrondvest blijft in de liefde. 18 Dan zult u met alle heiligen de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte kunnen begrijpen, 19 ja de liefde van Christus kennen die alle kennis te boven gaat, opdat u vervuld zou worden tot heel de volheid van God. 20 Aan hem die door de kracht die in ons werkt bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij vragen of denken, 21 aan hem komt de eer toe, in de kerk en in Christus Jezus, tot in alle generaties, tot in alle eeuwigheid. Amen.
Onderstaande gedeelten zijn citaten uit “Verborgen omgang” (1e deel “Gemeenschapsleven”) van Dietrich Bonhoeffer.

Er is zeker geen christen, aan wie God niet één keer in zijn leven de gelukkig makende ervaring schenkt van echte christelijke gemeenschap. Maar zo’n ervaring blijft in deze wereld alleen een genadige toegift boven het dagelijks brood van het christelijk gemeenschapsleven. Op zulke ervaringen hebben wij geen recht en we leven niet met andere christenen samen ter wille van zulke ervaringen. Niet de ervaring van de christelijke broederschap, maar het vaste en zekere geloof in de broederschap houdt ons bijeen. Wij nemen het in het geloof als het grootste geschenk van God aan, dat Hij aan ons allen gewerkt heeft en aan ons allen werken wil. Dat maakt ons blij en gelukkig. Maar dat maakt ons ook bereid om van alle ervaringen af te zien, als God ze ons soms niet wil schenken. Wij zijn door het geloof verbonden, niet door de ervaring.
‘Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het als broeders ook tezamen wonen’ (Psalm 133). Dat is het loflied van de Schrift op een leven in gemeenschap onder het Woord. De juiste excegese van het woord ‘tezamen’, ‘eendrachtig’, kan alleen zijn: ‘als broeders door Christus tezamen wonen’. Want alleen Jezus Christus verenigt ons. ‘Hij is onze vrede.’ Door hem alleen hebben we toegang tot elkaar, vreugde aan elkaar en gemeenschap met elkaar.

***

Die mens is christen, die zijn heil, zijn redding en zijn gerechtigheid niet meer bij zichzelf zoekt, maar alleen bij Jezus Christus. Hij weet, dat het Woord van God in Jezus Christus ‘schuldig’ over hem uitspreekt, ook als hij van die eigen schuld niets kan ontdekken. Maar hij weet ook, dat het Woord van God in Jezus Christus hem vrijspreekt en rechtvaardigt, ook als hij niets van zijn eigen gerechtigheid voelt.

De christen leeft niet meer uit zichzelf, uit zijn eigen beschuldiging en rechtvaardiging, maar uit die van God. Hij leeft geheel en al uit het Woord, dat God over hem heeft uitgesproken, in de gelovige onderwerping aan Gods oordeel, of het hem schuldig spreekt of rechtvaardigt. Dood en leven van de christen liggen niet in zijn eigen wezen verankerd, maar beide vindt hij alleen in het Woord, dat van buitenaf op hem af komt, in het tot hem gerichte Woord van God. De reformatoren hebben het zó gezegd: onze gerechtigheid is een Vreemde gerechtigheid’, een gerechtigheid van buitenaf (extra nos). Daarmee hebben ze gezegd, dat de christen is aangewezen op het Woord van God dat tot hem gesproken wordt. Hij is eenvoudig op dat op hem af komende Woord ingesteld en hij leeft slechts van de waarheid van het Woord van God in Jezus Christus. Als hem gevraagd wordt: waar vindt u uw heil, uw zaligheid en uw gerechtigheid? – dan kan hij nooit op zichzelf wijzen, maar hij wijst op het Woord van God in Jezus Christus, dat hem heil, zaligheid en gerechtigheid aanzegt. Alleen naar dit Woord kijkt hij, waar hij ook maar kan. En omdat hij dagelijks hongert en dorst naar de gerechtigheid (vgl. Mat. 5:6), verlangt hij telkens weer naar het verlossende Woord. Maar dat kan alleen van buitenaf komen. In zichzelf is de christen arm en dood. De hulp komt van de andere kant. Ze is ook gekomen en komt elke dag opnieuw in het Woord van Jezus Christus, dat ons verlossing, gerechtigheid, vrijspraak en zaligheid brengt.

* Dit Woord heeft God in de mond van mensen gelegd, opdat het onder de mensen verbreid zou worden. Als iemand erdoor geraakt is, vertelt hij het door aan de ander. Zo heeft God het gewild: wij moeten zijn levend Woord zoeken en vinden in het getuigenis van de broeder en uit de mond van mensen. Daarom heeft de ene christen de ander nodig, die hem het Woord van God brengt.

Verborgen omgang (Uitgeverij Kok)
Verborgen omgang (Bol.com)

Plaats een reactie