Luther’s vernieuwende realisme bij zijn strijd tegen de duivel…

(…) Kijkend vanuit de verre distantie van een moderne wereld, die de duivel afgezworen en hem allang uitgedreven heeft, gaat zomaar het gevoel voor nuances verloren. Maar, Luther heeft zeer zeker een onderscheid gemaakt tussen geloof en bijgeloof. Hij heeft de angst voor de hel van zijn tijd gekend, heeft het gevaar van de satan bevestigd gevonden in de Schrift en zelf aanvechtingen van de duivel gekend. (…) Wie de duivel bagatelliseert, vervormt het geloof: ‘Men kan de duivel niet anders verjagen dan door geloof in Christus, want daardoor kan men tegen hem zeggen: ik ben gedoopt, ik ben een Christen. Het volgende verhaal over zijn eigen ervaring met de duivel als klopgeest klinkt middeleeuws.

‘Het is een zeldzaam ongehoord iets dat de duivel in onze huizen klopt en rondgaat. In ons klooster in Wittenberg heb ik hem duidelijk gehoord. Want toen ik het Psalter begon te lezen, nadat we de nachtelijke Metten gezongen hadden en in de eetzaal zat, terwijl ik studeerde en mijn college voorbereidde, toen kwam de duivel en maakte lawaai in de ruimte achter het fornuis, driemaal, net alsof iemand een schaal uit het fornuis trok. Op het laatst, omdat hij niet wilde ophouden, pakte ik mijn boeken bijeen en ging naar bed; maar ik heb er nu spijt van dat ik hem niet ‘uitzat’. Ik zou dan gezien hebben wat de duivel verder wilde doen. Zo heb ik hem ook op een andere keer boven mijn kamer in het klooster gehoord’.

De in de laatste zin geformuleerde toespitsing van de openlijke minachting voor de duivel, was in die tijd ongehoord en wordt tegenwoordig niet meer gehoord: ‘Maar omdat ik merkte dat hij het was, sloeg ik er verder geen acht op en sliep weer in”. Niet als klopgeest, maar als tegenstander, die Gods Woord ontkent, onthult de duivel zijn ware wezen, pas dan boezemt hij (Luther) vrees in. Hij maakt zich meester van het geweten, citeert de Schrift en is vromer dan God – dat is het satanische van hem.

‘Hedennacht, toen ik wakker werd, kwam de duivel en wilde met mij redetwisten, ging tegen mij te keer en wierp me voor de voeten dat ik een zondaar zou zijn. Toen zei ik: Jij moet me iets nieuws vertellen, duivel! Dat weet ik maar al te goed: ik heb genoeg echte zonden gedaan. Het moet echte zonde zijn, geen toegedichte en bedachte zonde, die iemand verzint, die God vergeeft omwille van zijn Zoon, die al mijn zonden op zich genomen heeft, zodat de zonden die ik gedaan heb, niet meer van mij zijn, maar van Christus. Zulk een weldaad en genade van God wil ik niet ontkennen, maar juist belijden’.

Luther wil geen angst verbreiden, maar de weerstand van de gelovigen versterken. De duivel is evenals Christus alomtegenwoordig, hij reageert en agiteert, uitgedaagd door alles wat naar Christus en geloof zweemt. Hier voltrekt zich een radicale omkering van de middeleeuwse voorstelling van de duivel, die meende dat de boze slechts aan het licht brengt hoezeer zonde en wereld bij elkaar horen. Luther denkt over deze samenhang totaal anders: Niet het leven dat zich afspeelt in de wereld en met werk en zaken te maken heeft, krijgt last met de duivel, maar de tegenstander is integendeel juist daar waar Christus aanwezig is: ‘Wanneer de duivel ons lastig valt dan staat het er goed met ons voor’!

Al deze verhalen over de duivel zijn zonder uitzondering afkomstig uit de Tischreden van Luther, de verzameling van gesprekken die hij gevoerd heeft met wisselende groepen gasten. Daar in het voormalige augustijnerklooster van Wittenberg debatteerde men over God en de wereld, aan actuele dagelijkse gebeurtenissen werd aandacht geschonken en herinneringen werden uitgewisseld. Luthers terugblikken hebben niet de bedoeling zijn eigen eer te accentueren. Ze zien terug op ‘de goede oude tijd’ van een man die intussen op jaren is gekomen. Over het algemeen hebben ze een actuele toespitsing: om de jeugd wakker te schudden met het oog op de weerstanden die de verkondiging van het evangelie ook in de toekomst bedreigen.

Het zelfde geldt van zijn ervaringen met de duivel. Ze dienen niet als sprookjes die de aanwezigen doen huiveren tijdens het gesprek op een gezellige avond, maar als troost en bemoediging voor angstige en aangevochten zielen.

Bron: Luther – Mens tussen God en duivel, Heiko. A. Oberman (1930-2001)