Godsvertrouwen in 2017…

God is voor ons een veilige schuilplaats,
een betrouwbare hulp in de nood.
Daarom vrezen wij niet, al wankelt de aarde
(Uit Psalm 46)

In 1522 verschijnt in Wittenberg het ‘Gebedenboekje’ of ‘Betbüchlein’ waaraan Luther zelf al geruime tijd moet hebben gewerkt. In de jaren daarvoor had hij ook al het nodige gepubliceerd voor gebed en meditatie. Opvallend is daarbij wel het boekje: ‘Eine kurze Form der zehn Gebote, eine kurze Form des Glaubens, eine kurze Form des Vaterunsers’ uit 1520. Een paar jaar later werd dit geschriftje, zij het in iets aangepaste vorm, weer verwerkt in het ‘Betbüchlein’ van 1522. Verschillende onderdelen van de ‘Heidelbergse Catechismus’ (o.a. de drieslag: ellende, verlossing en dankbaarheid) zijn soms bijna letterlijk terug te vinden in Luthers ‘Gebedenboekje’. Zoals ook het slot van onderstaand citaat, dat te vergelijken is met het slot van Zondag 9, antwoord 26:

HET EERSTE DEEL VAN HET GELOOF [Of: DE 12 ARTIKELEN]

“Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde”

– dat is: Ik zeg de dienst op aan de duivel, aan alle afgoderij, aan alle toverij en schijngeloof. Ik stel mijn vertrouwen op geen mens op aarde, ook niet op mijzelf of op mijn kracht, kennis, bezit, vroomheid of wat ik verder kan hebben.
Ik stel mijn vertrouwen niet op enig schepsel, waar het ook is, in hemel of op aarde.
Ik verlaat mij en stel mijn vertrouwen alleen op de eenvoudige, onzichtbare, onbegrijpelijke, enige God, Die hemel en aarde geschapen heeft, en alleen over alle schepselen regeert. Daarentegen ben ik niet bevreesd voor alle kwaad van de duivel en de zijnen, want mijn God heerst over hen allen.

Ik geloof niets minder in God, hoewel ik ook door alle mensen verlaten en vervolgd zou worden.
Ik geloof niets minder, hoewel ik ook arm, onwetend, ongeleerd, veracht zou zijn en ik ook aan alles gebrek zou hebben.
Ik geloof niets minder, hoewel ik een zondaar ben. Want mijn geloof moet verheven zijn boven alles wat is en niet is, boven zonde en deugd en boven alles, opdat ik mij, puur en zuiver, alleen aan God houd, zoals het eerste gebod mij duidelijk leert.

Ik begeer van Hem ook geen teken om Hem te verzoeken.
Ik vertrouw onveranderlijk op Hem, hoelang Hij ook uitstelt, en ik schrijf Hem geen doel, tijd, maat of manier [van verhoring] voor, maar geef alles over aan Zijn Goddelijke wil met een vrijwillig en oprecht geloof.

  • Als God dan almachtig is, wat kan mij nog ontbreken wat Hij mij niet kan geven of voor mij zou kunnen doen?
  • Als Hij Schepper is van hemel en aarde, en Heere over alle dingen, wie kan dan iets van mij nemen of mij kwaad doen? Ja, hoe zullen voor mij niet alle dingen werken en dienen ten goede?
  • Als Hij aan Wie allen gehoorzaam en onderdanig zijn, het goede met mij voorheeft, wat kan mij dan nog schaden?
  • Omdat Hij God is, kan Hij en weet Hij het op zijn best met mij te maken. Omdat Hij mijn Vader is, zal Hij dat ook doen en doet het van harte gewillig (vgl. Zondag 9, antwoord 26).

Hieraan twijfel ik niet! Ik stel mijn vertrouwen alleen op Hem, daarom ben ik zeker voor eeuwig Zijn kind, dienaar en erfgenaam – zoals ik dit alles geloof, zal het ook zeker geschieden!

Maarten Luther: Betbüchlein, 1522, vgl. WA 10.2, 389, 24 – 391, 6; Eine kurze Form der zehn Gebote, eine kurze Form des Glaubens, eine kurze Form des Vaterunsers, 1520, vgl. WA 7, 215, 24 – 216, 29

Bron: Wilt u deze Luthercitaten ter kennismaking doorsturen aan uw vrienden. Er zijn geen kosten aan verbonden. Voor het aanmelden/afmelden van deze wekelijkse citaten kunt u gebruikmaken van dit e-mailadres info@maartenluther.com en van deze website: www.maartenluther.com (contact op de homepage)