Israël en Ezechiël 15, 16 en 17

Ezechiël 15 : 1-7 (NBG)
1 De HEER richtte zich tot mij: 2 ‘Mensenkind, wat is er zo bijzonder aan het hout van de wijnstok? Is het nuttiger dan dat van andere bomen? 3 Is er iets bruikbaars van te maken, kun je het zelfs maar gebruiken als een haak om iets aan op te hangen? 4 Het wordt als brandhout in het vuur gegooid, de uiteinden zijn verkoold, het midden is zwartgeblakerd – deugt het dan nog ergens voor? 5 Je ziet, als het gaaf is, is het al onbruikbaar; hoeveel minder heb je er dan nog aan als het in het vuur verkoold en geblakerd is! 6 Dit zegt God, de HEER: Het hout van de wijnstok is niet beter dan dat van andere bomen. Het eindigt in het vuur, en zo zullen ook de inwoners van Jeruzalem eindigen. 7 Ik zal me tegen hen keren: al overleven ze het vuur, toch zal vuur hen verteren. En dan, als ik me tegen hen keer, zullen jullie beseffen dat ik de HEER ben. 8 Ik zal van het land een woestenij maken, omdat zij mij ontrouw zijn geworden – zo spreekt God, de HEER.’

Ezechiël 16 : 59-63 (NBG)
59 Dit zegt God, de HEER: Door je niet te houden aan ons verbond heb je je eed gebroken, en daarom zal ik je behandelen zoals je verdient. 60 Toch zal ik aan dat verbond blijven denken, het verbond dat ik met je gesloten heb in de dagen dat je nog jong was. Daarom zal ik nu een verbond met je sluiten dat eeuwig zal duren. 61 Als je grote en je kleine zusters weer bij je komen, zul je over je gedrag nadenken en je ervoor schamen. Je zult ze van mij als dochters krijgen, al maken zij van het verbond geen deel uit. 62 Als ik mijn verbond met jou heb gesloten, zul je beseffen dat ik de HEER ben 63 en overdenken wat je gedaan hebt; je zult je schamen, en zwijgen omdat je vernederd bent – maar ik vergeef je alles wat je hebt gedaan. Zo spreekt God, de HEER.’

Ezechiël 17 : 22-24 (NBG)
22 Zo zegt de Here Here: Dan zal Ik zelf van de top van de hoge ceder (een twijgje) nemen en dat in de grond zetten; van de bovenste der jonge takjes zal Ik een twijgje plukken en Ik zelf zal dat planten op een hoge en verheven berg; 23 op de hoge berg Israëls zal Ik het planten, en het zal takken dragen, vrucht voortbrengen en tot een prachtige ceder worden. En allerhande vogels van allerlei gevederte zullen onder hem wonen; in de schaduw zijner takken zullen zij wonen. 24 Alle bomen des velds zullen weten, dat Ik, de Here, de hoge boom vernederd en de nederige verhoogd heb, de sappige boom heb doen verdorren en de dorre heb doen uitspruiten. Ik, de Here, heb het gesproken en Ik zal het doen.

Plaats een reactie