Wie gevonden en geroepen werden…

Die krijgen de opdracht om God (ernstig) te zoeken!

Alle discipelen en de apostel Paulus werden eerst gevonden door onze Heer Jezus Christus en door Hem geroepen om in Zijn gevolg te komen (als discipelen) en later aangesteld om als Zijn getuigen (apostelen) aan “heel de wereld” (1) het Evangelie te verkondigen.

Overal en steeds maar weer lezen we in Gods Woord, dat mensen eerst door God gevonden en geroepen worden en dan te horen krijgen dat het Zijn wil is dat ze Hem ernstig zullen zoeken. Of het nu om Adam of Kaïn gaat, of dat het Abraham, Saul of David betreft, of de discipelen en Paulus, of de Korintiërs, een Lydia en een cipier te Filippi, we zien dat God hen eerst heeft opgezocht en gevonden en pas daarna horen deze mensen van de opdracht om God ernstig te zoeken in en met hun leven(sstijl). En besneden of gedoopte kinderen van Gods volk zijn (reeds!) gevonden en geroepen kinderen. En dat “ernstig zoeken”, daarmee wordt bedoelt een opmerkzaam acht geven, een heel goed luisteren naar wat God ons te zeggen heeft, een goed luisteren dus naar Gods Woord, de Bijbel, opdat we ons leven daarnaar richten en daarop inrichten! (2)

De Bijbelse opdracht om de Here te zoeken geeft ons beslist geen reden om (eerst) het wijde leven in te gaan en om daar op zoek te gaan naar de God die ons zoekt. Geen alibi om eerst eens het (wereldse) leven en/of allerlei kerken en religies van alle kanten te onderzoeken in de hoop daar(in) dan God te vinden of door Hem gevonden te worden. Het geeft ons ook geen ruimte om experimenten uit te voeren met en op en in de samenkomsten van de gemeente van onze Heer Jezus Christus. Het is eerbiedig bidden om “doorboorde oren” (Psalm 40) en onze oren steeds weer open zetten om Zijn stem te vernemen uit het Woord dat levend en krachtig is, omdat daarin en daarmee Christus zelf tot ons komt “in het gewaad van het Woord” (3). En heel de Bijbel door wordt Gods volk ook steeds weer gemaand om te staan in een geloofstraditie. Daarom worden we ook opgeroepen om de samenkomsten van de gemeente – waar Gods Woord verkondigd en onderwezen wordt – niet te (gaan) verzuimen. Heel duidelijk wordt dat de gemeenten (en ons) ook – “tot op het laatst nog” – voorgehouden in het boek Openbaringen.

***

(1) Het is belangrijk te beseffen dat de opdracht om Jezus getuigen te zijn en om het evangelie “aan heel de wereld” te verkondigen, alleen een opdracht geweest is voor de door Jezus zelf aangewezen discipelen (en later nog de apostel Paulus). Na hun dood was die opdracht ook daadwerkelijk vervuld. Zij hebben met hun getuigenis (verkondiging) en wonderen en tekenen en het op schrift stellen van Jezus woorden en daden, die opdracht vervult en afgerond. Alle gelovigen na hen hebben het apostolisch getuigenis (=door de apostelen aan heel de wereld afgegeven getuigenis dat Jezus de Messias der Schriften is) “slechts” met eigen daden voor te leven en met verwijzing naar Gods Woord, dat (voor hen) “zeer vast is” (2 Petrus 1 : 19) rekenschap af te leggen van de hoop die in hen is, aan de mensen waartussen zij leven (als broeders en zusters, als medeburgers en sommigen ook als zendeling of evangelist).
(2) 1 Samuel 15 : 22-23, Prediker 4 : 17, Hebreeën 11: 6.
(3) Zie Hebreeën 4 : 12 en uitspraak van Maarten Luther.

Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij. (Openbaringen 3 : 20)

Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.

Zie evt. ook: Woorden over voorgangers en verkonding (Maarten Luther).