Weg met de controle, leve de intrinsiek gemotiveerde mens…

(…) Zo zat aan het einde van de jaren negentig een kinderopvang in Haifa, Israël, met een probleem. Een kwart van de ouders kwam te laat, na sluitingstijd, de kinderen ophalen. Het gevolg: verdrietige kinderen en een begeleider die moest overwerken. En dus besloot de opvang, op advies van een paar economen, een boete in te stellen. Om precies te zijn: drie dollar voor iedere ouder die te laat kwam.

Het leek een slim plan: nu hadden de ouder immers twee redenen om op tijd te komen. Een morele én een financiële.

De boete werd afgekondigd en het aantal ouders dat te laat kwam ging… omhoog. Het duurde niet lang of een derde kwam pas na sluitingstijd opdagen. Nog een paar weken later was het maar liefst 40 procent. De verklaring was snel gevonden: de ouders waren de boete als een prijs gaan beschouwen. Ze voelden geen morele plicht meer om de kinderen op tijd op te halen. (…)

 Bron: De Correspondent – Weg met de controle, leve de intrinsiek gemotiveerde mens

 (…) 7 Moeten we nu vaststellen dat de wet hetzelfde is als de zonde? Absoluut niet. Ik ben me echter pas door de wet bewust geworden van de zonde. Ik zou immers niet weten wat begeerte was als de wet niet zei: ‘Zet uw zinnen niet op wat van een ander is.’ 8 Maar de zonde heeft van het gebod gebruikgemaakt om begeerten in mij op te wekken, want zonder de wet is de zonde krachteloos. 9 Eens leefde ik zonder de wet, maar door de komst van het gebod kwam de zonde tot leven 10 en daardoor stierf ik. Het gebod, dat tot leven had moeten leiden, bleek juist tot mijn dood te leiden. 11 De zonde heeft gebruikgemaakt van het gebod: ze heeft mij misleid en mij door het gebod gedood. 12 Kortom, de wet zelf is heilig en de geboden zijn heilig, rechtvaardig en goed.

13 Is het dan het goede dat mij heeft gedood? Natuurlijk niet, het is de zonde. Maar om mij te doden heeft ze van het goede gebruikgemaakt; alleen zo kon duidelijk worden wat de zonde is. Door het gebod te gebruiken laat de zonde zien hoe verderfelijk ze is. 14 Wij weten dat de wet het werk van de Geest is, maar door mijn natuur ben ik uitgeleverd aan de zonde. 15 Wat ik doe, doorzie ik niet, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat. 16 Maar wanneer mijn daden in strijd zijn met mijn wil, dan erken ik dat de wet goed is. 17 Dan ben ik het niet die handelt, maar de zonde die in mij heerst. 18 Immers, ik besef dat in mij, in mijn eigen natuur, het goede niet aanwezig is. Ik wil het goede wel, maar het goede doen kan ik niet. 19 Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik. 20 Maar wanneer mijn daden in strijd zijn met mijn wil, ben ik daar niet zelf de oorzaak van, maar de zonde die in mij heerst. 21 Ik ontdek in mij de wetmatigheid dat het kwade zich aan mij opdringt, ook al wil ik het goede doen. 22 Innerlijk stem ik vol vreugde in met de wet van God, 23 maar in alles wat ik doe zie ik die andere wet. Hij voert strijd tegen de wet waarmee ik met mijn verstand instem en maakt van mij een gevangene van de wet van de zonde, die in mij leeft.

24 Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood? 25 Dat doet God! Dank aan Hem door Jezus Christus, onze Heer. Met mijn verstand onderwerp ik mij aan de wet van God, maar door mijn natuur onderwerp ik mij aan de wet van de zonde. (…)

Bron: Paulus brief aan de Romeinen (H7).