Ooit een mooi Mens ontmoet? En? Beviel Hij ons? En u?

Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen…
En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt…
Maar de man werd somber toen hij dit hoorde en ging terneergeslagen weg; hij had namelijk veel bezittingen.
Ga uit van mij, Heer, want ik ben een zondig mens…
Denk niet dat ik gekomen ben om op aarde vrede te brengen. Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want ik kom een wig drijven tussen een man en zijn vader, tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; de vijanden van de mensen zijn hun eigen huisgenoten! Wie meer van zijn vader of moeder houdt dan van mij, is mij niet waard, en wie meer houdt van zijn zoon of dochter dan van mij, is mij niet waard…
Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij. Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn.
Want Johannes is gekomen, hij at niet en hij dronk niet, en ze zeggen: Hij heeft een demon…
Van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mee…
“De farizeeën gingen weg en beraadslaagden tegen Hem, hoe zij Hem om zouden kunnen brengen.”
 Maar zij schreeuwden: Weg met Hem, weg met Hem, kruisig Hem! 

(…)

Want ik maak u bekend, broeders, dat het evangelie, hetwelk door mij verkondigd is, niet is naar de mens…
Met Christus ben ik gekruisigd: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij…
Want wie maakt onderscheid tussen u? En wat hebt u dat u niet hebt ontvangen? En als u het ook ontvangen hebt, waarom roemt u alsof u het niet ontvangen had?
Want ik denk dat God ons, de laatste apostelen, heeft tentoongesteld als mensen die ter dood veroordeeld zijn. Wij zijn immers een schouwspel geworden voor de wereld en voor engelen en voor mensen. Wij zijn dwaas om Christus’ wil, maar u bent wijs in Christus, wij zwak, maar u sterk, u geëerd, maar wij veracht…
Want wij durven ons niet te rekenen onder, of te vergelijken met sommigen die zichzelf aanbevelen; maar door zichzelf af te meten aan zichzelf, en zichzelf te vergelijken met zichzelf, zijn zij bepaald niet verstandig…
Omgordt u allen jegens elkander met nederigheid, want God weerstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade. Vernedert u dan onder de machtige hand van God, opdat Hij u verhoge te zijner tijd. Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u…
Slaven, weest uw aardse meesters gehoorzaam met eerbied en in eenvoud des harten, als gold uw onderdanigheid Christus zelf, niet als ogendienaars om mensen te behagen, maar als knechten van Christus, die Gods wil van harte volbrengen.
Want zó is het de wil van God, dat gij door goed te doen de mond snoert aan de onwetendheid van de onverstandige mensen…
Leid te midden van de ongelovigen een goed leven, opdat zij die u nu voor misdadigers uitmaken, door uw goede daden tot inzicht komen en God eer bewijzen op de dag waarop hij komt rechtspreken.
Het komt immers niet aan op wat de mens ziet; de mens toch ziet aan wat voor ogen is, maar de HERE ziet het hart aan…