Jezus en de Samaritaanse vrouw

In de woestijn leefde het volk van God “van het genoeg” van het manna dat “uit de hemel viel”, maar sinds Christus komst leven wij van Zijn overvloed.  Dat zien we bij het teken van de wonderbare spijziging, maar het daarna door Jezus gesproken Woord maakt ons dat nog meer duidelijk (Johannes 6). En hoe rijk komt dat niet ook al aan de orde bij het gesprek van Jezus met de Samaritaanse vrouw (1). Zij merkt dat ze Jezus niets over zichzelf hoeft te vertellen, maar dat ze gekend is/wordt door Hem (de Vader heeft het Jezus geopenbaard). Jezus woorden ontsteken in haar zoveel verwondering en vreugde dat ze die (direct) delen wil en moet.  Dan is het Gods genade, die Hij bewijzen wil aan zijn Zoon, dat de mensen in Samaria niet met hun vinger naar het hoofd wijzen bij de uitroepen van deze vrouw. Dat ze nieuwsgierig worden en haar volgen naar Jezus en dat velen ook tot geloof komen. 

Waarschijnlijk heeft deze vrouw later in haar leven nooit meer zovelen naar Jezus kunnen en mogen leiden. Stel je voor dat ze haar verwondering en vreugde – en niet Jezus en de genade van God de Vader – als oorzaak ervan zag dat de mensen haar naar Jezus volgden. Wat zal ze dan later teleurgesteld zijn, dat het haar niet weer lukte om zo aanstekelijk over Jezus te spreken. Zou ze dan ook zijn gaan denken, dat ze nu toch wel wat meer nodig had dan door Jezus gekend te zijn en Jezus kennen?
We leren hier dat, wanneer God het gebruiken wil, Hij de geringste kennis van Jezus gebruiken kan om mensen door een ander bij Hem te brengen (2). Beseffen door Jezus gekend te zijn en Jezus erkennen is ons genoeg om uit overvloed te leven. Wanneer we dat (nog) niet doen, dan hebben we geen groeigroep nodig of een “Jezus gebed” (3maar bekering, zonder uitstel.

Jezus kennen en niet van zijn overvloed leven is bedroeven en weerstaan van de Heilige Geest. Dat zouden we ons veel vaker moeten realiseren om tot aanbidding “in Geest én in waarheid” tot God te gaan. Het gesprek met de Samaritaanse vrouw laat ons ook heel duidelijk zien dat we God onze nood en tekort niet eerst duidelijk hoeven te maken en dat we daar ook echt geen hulp van een ander bij nodig hebben om die nood bij Hem bekend te maken.
God is de vader van alle gemeenschap en de Schepper van het moeder- en vaderschap. En Hij is in Christus (weer voluit) onze Vader. En Hij wil sinds Christus komst overal op aarde aanbeden zijn en gebeden verhoren. Hoe kunnen we dan menen dat we God op specifieke plaatsen of met hulp van anderen of met allerlei rituelen (proclamaties, herhalingen etc.) tot iets moeten bewegen (3), terwijl we als moeder en vader zelf zo anders met onze kinderen en familie, etc. omgaan.

Besefte dat zelf onlangs bij het contact zoeken met ons jongste kleinkind (geboren in de maand november van 2014). Je zoekt de ogen van zo’n kindje en gaat tegen hem/haar babbelen. En dan zie je blijdschap op dat gezichtje en dan gaat dat kindje zich inspannen om terug te reageren. De armpjes gaan zwaaien en er komt zo maar een geluidje terug.  Zo wil God toch ook met ons omgaan?! Hij spreekt tot ons en dan wil Hij graag dat we ook iets terug zeggen. Dat hoeven geen mooie woorden te zijn. Als het maar een blij en dankbaar geluid is. Een dankbaar geluid vanwege het gekend zijn en toegesproken worden. We moeten ons geen armoede laten aanpraten. Jezus (er)kennen is genoeg (4). Dan is er ook altijd het door de Heilige Geest gewekte verlangen om Hem nog beter te leren kennen. Als dat verlangen niet gewekt wordt of minder wordt, dan weerstaan we de Heilige Geest. Dan hebben we schuld te belijden en ons bekeren en dat begint met gebed. En dan is er geen beter/volmaakter gebed dan het “Onze Vader”.

Het “Onze Vader” gebed plaatst ons ook altijd in de gemeenschap van het lichaam van Christus en verlost ons van onze individualiteit en eenzaamheid. Wij bidden dit gebed met en in Christus en ook samen met alle gelovigen. Laten we dus leven van de overvloed die God onze Vader ons schenkt in en door Jezus Christus zijn Zoon en daarover spreken met elkaar en zingen met elkaar. Laten we elkaar blijven ontmoeten bij het lezen van het geopende Woord, waarin – sinds Christus komst en de verkondiging van het Evangelie door de apostelen – Gods raad volledig is geopenbaard. Dan spannen we ons in – in onze omgang met elkaar – om te leven uit de overvloed van Christus en om elkaar en deze wereld alles (vooral ook vergeving!) te schenken vanuit de ons dagelijks geschonken overvloed. Dan nemen we ons kruis op ons en volgen Jezus met dankbaarheid omdat Hij ons is voorgegaan en nog steeds voorgaat als Leidsman en Voleinder van ons geloof. Dat alles brengt ons tot rust en tot dankbaarheid én tot lof en dankzegging onder alles (zie bijvoorbeeld de laatste brieven van Guido de Brès, van Dietrich Bonhoeffer en ook recenter nog van anderen).

(1) We zullen niet snel uitgedacht zijn en er zal altijd wel weer gepreekt kunnen worden over deze geschiedenis. Deze vrouw, die “kennis heeft gehad” aan verschillende mannen, weet zich nu “gekend” door Jezus. En alhoewel Jezus niets van haar leven verdoezelt, weet zij zich toch aanvaard. En het bijzondere is dan, dat zij Jezus zich niet zo “toe-eigend”, dat zij Hem nu vooral voor zichzelf wil hebben, maar dat ze direct aan anderen denkt en hen ook bij Jezus wil brengen. Dat deze vrouw zo reageert, moeten we toch vooral zien als een door God geschonken gunst aan Jezus en als door God geschonken genade aan deze vrouw. 
(2) 
We moeten en hoeven het dus niet van ons “diepere kennen” verwachten, maar zeker ook niet van de vreugde en aanstekelijkheid of bijzonderheid van het pas bekeerd zijn en menen dit (vooral) te kunnen of moeten gebruiken bij het gelegenheid geven tot getuigenis of bij Evangelisatie.
(3) Wanneer we uit Gods Woord hebben leren verstaan, dat we met en in Christus bidden tot God de Vader – en zo leerde Jezus zelf zijn discipelen toch bidden – dan is een “Jezus-gebed” toch eigenlijk geen aanbevelenswaardig (dagelijks) gebed?!
(4) Vergelijk het eenvoudige bidden van Elia met de inspanningen en vertoningen van de Baäls-priesters  (1 Koningen 18) en lees Jacobus 5 : 17.
(5) Zie de korte Evangelie-verkondiging van Filippus aan de Ethiopiër (Hand. 8), de direct daarop volgende Doop (waarbij de Ethiopiër het oordeel vraagt van en overlaat aan zijn broeder Filippus) en Filippus directe vertrek daarna en dan staat er: “hij vervolgde zijn weg vol vreugde”.  We mogen dat ook lezen als: “hij vervolgde zijn levensweg vol vreugde”.

Plaats een reactie