De Kracht en Waarachtigheid van onze Doop…

…ligt vast in onze roeping!

37 Toen ze dit hoorden, waren ze diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten we doen, broeders?’ 38 Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, 39 want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen’ (1)(Uit Handelingen 2)

“Kijk daar is water, wat is er op tegen om nu gedoopt te worden” horen we de Ethiopiër tegen Filippus zeggen (zie Handelingen 8), die bij hem in de wagen geklommen was om deze man, die de profeet Jesaja aan het lezen was, tekst en uitleg te geven over het betreffende tekstgedeelte en om hem op basis van die tekst het evangelie te verkondigen.

Dit doopverzoek kon de Ethiopiër natuurlijk alleen (zo en zelf) doen omdat Filippus blijkbaar kort daarvoor, net als eerder Petrus zijn volksgenoten in Jeruzalem (zie Handelingen 2), ook deze man (een heiden! – en dat blijkbaar al voor de doop van Cornelius!) opgeroepen heeft om zich te laten dopen…

(…) 36 Onderweg kwamen ze bij een plaats waar water was, en de eunuch zei: ‘Kijk, water! Waarom zou ik niet gedoopt kunnen worden?’  38 Hij liet de wagen stilhouden en beiden liepen het water in, zowel Filippus als de eunuch, waarna Filippus hem doopte. 39 Toen ze uit het water kwamen (2), greep de Geest van de Heer Filippus en nam hem mee, en de eunuch zag hem niet meer, maar vervolgde zijn weg vol vreugde. (Uit Handelingen 8)

(…) 44 Terwijl Petrus nog aan het woord was, daalde de heilige Geest neer op iedereen die naar zijn toespraak luisterde. (2) 45 De Joodse gelovigen die met Petrus waren meegekomen, zagen vol verbazing dat ook heidenen het geschenk van de heilige Geest ontvingen, 46 want ze hoorden hen in klanktaal spreken en God prijzen. Toen merkte Petrus op: 47 ‘Wie kan nu nog weigeren deze mensen met water te dopen, nu ze net als wij de heilige Geest hebben ontvangen?’ 48 En hij gaf opdracht hen te dopen in de naam van Jezus Christus. (Uit Handelingen 10)

12 Daar kwam een zekere Ananias naar me toe, een man die de wet trouw naleefde en bij alle Joodse inwoners van de stad in hoog aanzien stond. 13 Hij ging voor me staan en zei: “Saul, broeder, open je ogen!” En op datzelfde ogenblik kon ik hem zien. 14 Hij zei: “De God van onze voorouders heeft jou uitgekozen om je zijn wil bekend te maken, om de rechtvaardige te zien en hem te horen spreken, 15 want je zult zijn getuige zijn en aan alle mensen verkondigen wat je gezien en gehoord hebt. 16 Wat aarzel je dan nog? Sta op, laat je dopen en je zonden wegwassen (2), terwijl je zijn naam aanroept.” (Uit Handelingen 22)

(…) 14 Een van onze toehoorsters was een vrouw uit Tyatira die in purperstoffen handelde; ze heette Lydia en vereerde God. De Heer opende haar hart voor de woorden van Paulus. 15 Nadat zij en haar huisgenoten waren gedoopt, nodigde ze ons uit met de woorden: ‘Als u ervan overtuigd bent dat ik in de Heer geloof (2), neem dan bij mij uw intrek.’ Ze drong er bij ons sterk op aan. (Uit Handelingen 16)

(…) 29 De bewaarder vroeg om een fakkel, rende naar binnen en viel bevend voor Paulus en Silas op de grond. 30 Hij bracht hen naar buiten en vroeg: ‘Zegt u mij, heren, wat moet ik doen om gered te worden?’ 31 Ze antwoordden: ‘Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden, u en uw huisgenoten.’ 32 En ze verkondigden het woord van de Heer aan hem en aan iedereen die bij hem woonde. 33 Hoewel het midden in de nacht was, nam hij hen mee en maakte hun wonden schoon. Meteen daarna werden hij en zijn huisgenoten gedoopt. 34 Hij bracht hen naar zijn woning boven de gevangenis en zette hun daar een maaltijd voor. Hij en al zijn huisgenoten waren buitengewoon verheugd dat hij nu in God geloofde (2). (Uit Handelingen 16)

(…) 3 En hij zei tegen hen: Waarin zijn jullie dan gedoopt? En zij zeiden: In de doop van Johannes. 4 Maar Paulus zei: Johannes doopte een doop van bekering en zei tot het volk, dat zij moesten geloven in Hem, die na hem kwam, dat is in Jezus. 5 En toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in de naam van de Here Jezus. 6 En toen Paulus hun de handen oplegde, kwam de heilige Geest over hen (2), en zij spraken in tongen en profeteerden. 7 En het waren in het geheel ongeveer twaalf mannen. (Uit Handelingen 19)

(1) De roeping ontvangen wij door de verkondiging van Gods Woord aan Gods volk/de gemeente en de (ongeboren) kinderen in de gemeente ontvangen hem (al) via de ouders. Geen doop die krachtiger wijst op de betrouwbaarheid van de ons roepende God, die ons roept door de verkondiging van het Levende Woord (Christus!), dan een kinderdoop.
(2) Let op het verschil in moment van ontvangen van de Heilige Geest en de Doop en het verschil in het wel of niet (vermelden van het) klaarblijkelijk ontvangen van de Heilige Geest.

(…) 29 De genade die God schenkt neemt hij nooit terug, wanneer hij iemand roept maakt hij dat niet ongedaan. 30 Zoals u God eens ongehoorzaam was, maar door hun ongehoorzaamheid Gods barmhartigheid hebt ondervonden, 31 zo zijn zij nu ongehoorzaam om door de barmhartigheid die u ondervonden hebt, ook zelf barmhartigheid te ondervinden. 32 Want God heeft ieder mens uitgeleverd aan de ongehoorzaamheid, opdat hij voor ieder mens barmhartig kan zijn. (Uit Romeinen 11 – het verdient de aanbeveling om deze tekst te lezen in het geheel van Romeinen 11)