Doop van de Here Jezus

Woorden uit preek van Maarten Luther:

Waarom komt Christus tot de doop als er toch geen enkele zonde en ongerechtigheid aan Hem is die door de doop moet worden weggenomen? (vgl. Mattheüs 3:13-17). Dat zal een zalige doop worden! Johannes krijgt hier een Zondaar Die wat Zijn Persoon betreft geheel zonder zonde is. Maar toch is Hij de grootste Zondaar, want Hij heeft en draagt de zonde van de hele wereld (vgl. o.a. Johannes 1:29). Daarom laat Hij Zich ook dopen en belijdt, door dit te doen, dat Hij een Zondaar is. Hij doet dit evenwel niet voor Zichzelf, maar voor ons.

Hij treedt hier immers in mijn en uw persoon en neemt de plaats van alle zondaars in. Hij neemt de gedaante van ons zondige vlees aan. Hij klaagt – als zoveel psalmen laten zien – aan het kruis en in Zijn lijden over de last der zonden die Hij draagt. Hoor maar: ‘Mijn zonden hebben Mij aangegrepen, zodat Ik niet kan zien. Zij zijn meer dan de haren van Mijn hoofd’ (vgl. Psalm 40:13). En: ‘HEERE, wees Mij genadig, genees Mijn ziel, want Ik heb tegen U gezondigd’ (vgl. Psalm 41:5). Of: ‘O God, U weet Mijn dwaasheid, en Mijn schulden zijn voor U niet verborgen’ en ‘de smaad van hen die U smaden, is op Mij gevallen’ (Psalm 69:6 en 10). Idem: ‘Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ (vgl. Psalm 22:2).

In deze en meer andere psalmen spreekt Christus in naam van een zondaar. Waarin heeft Hij dan gezondigd of hoe komt Hij erbij dat Hij een Zondaar is? Op de manier zoals Jesaja over Hem spreekt: ‘De HEERE heeft al onze zonden op Hem geworpen (Jesaja 53:6). Want dit zegt de profeet: ‘Wij dwaalden allen als schapen’ (idem). Zó werd Hij de grote, ja
de allergrootste Zondaar op aarde. Nu weet u ook waarom Hij de doop nodig had en Zich moest laten dopen tot vergeving der zonden. Niet voor Zijn Eigen Persoon, Die onschuldig en onbevlekt is, maar omwille van ons. Het zijn onze zonden die Hij onderdompelt en van Zich afwast. Dat is: van óns, want Hij is in onze plaats getreden, zodat die ook in Zijn doop moesten ondergaan en verdrinken.

Is dit nu geen vrolijke en heerlijke ruil dat Christus Die volkomen onschuldig en heilig is, niet alleen de zonden van anderen op Zich neemt, maar ook mijn zonden en schuld? Bovendien ook nog dat Hij mij, die puur zonde ben, bekleedt en versiert met Zijn onschuld en heiligheid? Hij sterft de smadelijke dood aan het kruis omwille van mijn zonden. Die zonden, waardoor ik de eeuwige dood en verdoemenis heb verdiend. Hij schenkt mij Zijn gerechtigheid, opdat ik met Hem zal leven in heerlijke en onuitsprekelijke vreugde. Namelijk door deze vrolijke en zalige ruil die het hart alleen door het geloof kan ontvangen en bevatten.

Zwei Predigten bei der Taufe Bernhards von Anhalt in Dessau am 1. und 2. April 1540 gehalten, vgl. WA 49, 120, 9-38  en 124, 23-30

Bron: www.maartenluther.com

Plaats een reactie