(Op)vissers van mensen worden…

4 Toen het al ochtend werd, stond Jezus op de oever, al wisten de leerlingen niet dat het Jezus was. 5 Hij riep: ‘Hebben jullie soms iets te eten?’ ‘Nee,’ antwoordden ze. 6 ‘Gooi het net aan stuurboord uit,’ riep Jezus, ‘dan lukt het wel.’ Ze wierpen het net uit en er zat zo veel vis in dat ze het niet omhoog konden trekken. 7 De leerling van wie Jezus hield zei tegen Petrus: ‘Het is de Heer!’ Zodra Simon Petrus dat hoorde, schortte hij zijn bovenkleed op – meer had hij niet aan – en sprong in het water. 8 De andere leerlingen kwamen met de boot en sleepten het net vol vis achter zich aan. Ze waren niet ver van de oever, ongeveer tweehonderd el. 9 Toen ze aan land kwamen zagen ze een vuurtje met vis erop en brood. 10 Jezus zei: ‘Breng ook wat van de vis die jullie zojuist gevangen hebben.’ 11 Simon Petrus ging weer aan boord en trok het net aan land. Het zat vol grote vissen, welgeteld honderddrieënvijftig, en toch scheurde het niet. 12 Jezus zei tegen hen: ‘Kom, eet iets.’ Geen van de leerlingen durfde hem te vragen wie hij was, ze begrepen dat het de Heer was. 13 Jezus nam het brood en gaf hun ervan, en hij gaf hun ook vis(Uit Johannes 21)

Is het niet opvallend, dat bij deze ontmoeting in feite alles om het Woord van onze Heer draait?! Want juist nu de discipelen lijken vergeten te zijn, dat Jezus wil dat ze vissers van mensen zullen worden/zijn (Matteüs 4 : 19), komt hij hun (misplaatste) hervatting van hun “oude beroep” (hier nu definitief) doorbreken met Zijn Woord.
Opnieuw (net als bijvoorbeeld bij Zijn ontmoeting met de Emmaüsgangers) wil Hij zich niet laten (her)kennen en erkennen door Zijn uiterlijke verschijning, maar in en door Zijn Woord en hier m.n. ook door de klaarblijkelijke Macht daarvan. Ook blijkt Jezus hier degene die voor alles zorg draagt en die Zijn discipelen (opnieuw) de maaltijd bereid en hen daarbij het brood aanreikt.

Goed en mooi ook om hierbij “te zien” dat Petrus de spontaniteit naar en “actie-bereidheid” voor Zijn Heer niet is kwijtgeraakt bij en na de gevangenneming en later de verloochening van Zijn Heer… en toch is hij door dat gebeuren zeker veranderd, zoals even later ook zal blijken… (Zie Johannes 21 : 15-19).

De discipelen worden hier door het Woord van de Here Jezus weer bij hun taak bepaald en tot de uitvoering daarvan geroepen. Er blijkt dus niets van een eigen (zelf verzonnen) initiatief van de discipelen/apostelen om na de dood (en betwiste/betwijfelde opstanding) van hun Heer een (in hun hart oid) opgestane Jezus te gaan verkondigen…
Wanneer Jezus hen niet “tot de orde” geroepen had, waren ze blijkbaar van plan geweest hun oude vissersberoep weer op te pakken, maar ze moeten vissers van mensen zijn/worden! Hun gewone visserij (inzet van eigen kennis en eigen inspanning) blijft vruchteloos, tot Jezus woord hen roept en vraagt om – op Zijn Woord – wat voor Hem te doen en daarbij zijn raad te volgen!! Dan is er zomaar een overvloedige vangst, en toch blijkt even later ook dat Jezus daar eigenlijk niets van nodig heeft en Hij reikt hen brood en vis waarin Hij zelf voorzien heeft. Toch mogen ze hun vangst bij Jezus brengen en ook daarvan eten.

Eigen inzichten, en dat geldt net zo goed voor de moderne vangstmethoden van de huidige mensenvisserij (wetenschap van marketing en reclame), voldoen niet, wanneer we we ons door Jezus Christus willen laten inzetten bij de mensenvisserij waartoe Hij ook ons (op)roept. Wat wel steeds nodig is, dat is dat we heel goed (leren) luisteren naar Zijn Woord en dat Woord verkondigen aan de wereld (hier vooral met daden “naar het Woord”) en m.n. in de samenkomsten van de gemeente(n) van onze Heer Jezus Christus, zowel vanaf podium of preekstoel, als ook in de samenzang ( zie 1 Korintiërs 14 : 23-25, Kolossenzen 3 : 16-17)! En ook uit de manieren en woorden van ons bidden moet altijd en overal blijken dat we (eerst) goed naar het Woord geluisterd hebben.

De eerbiedige omgang met Gods Woord, onze Bijbel, dat is ook altijd eerbiedige omgang met het Levende Woord, dat is Christus zelf, want in Woordlezing, Woordverkondiging en Woordsamenzang en ons eerbiedig gebed, betoont Hij zich aan ons de Levende en hebben wij in en door Hem een werkelijk verkeren bij en omgaan met onze Drie-enige God.

Zo zullen we dus op Zijn Woord de netten uitgooien…
en vangst mogen verwachten…