Uit het voorwoord van Luther’s commentaar op de brief van Paulus aan de Romeinen
In de hoofdstukken negen, tien en elf van de brief aan de Romeinen leert Paulus ons over de eeuwige verkiezing van God. Namelijk, over het oorspronkelijke besluit van God, waaruit voortvloeit wie geloven of niet geloven zal, van zonden verlost of niet verlost kan worden. Daarmee is het volledig uit onze handen genomen en ligt het alleen in Gods hand of we rechtvaardig worden. Dit is ook allerhoogst noodzakelijk, want we zijn zo zwak en onzeker, dat er zeker geen mens zalig werd, als het van ons zou afhangen. De duivel zou de mensen – daar hoef je niet aan te twijfelen – allemáál overweldigen. Maar omdat God zo getrouw is, dat Zijn verkiezing niet faalt of iemand die kan weren, daarom hebben wij nog hoop tegen de zonde.
Maar nu moeten we eerst de mond stoppen van die twistzieke en hoogdravende geesten, die eerst bij hun verstand te rade gaan en met hun verstand opklimmen naar de hemel en daar beginnen om de afgrond van de Goddelijke verkiezing te onderzoeken. Ze zijn – maar geheel tevergeefs – bekommerd om te weten of ze uitverkoren zijn of niet. Ja, die moeten vanzelf weer neerstorten: óf ze vervallen tot wanhoop óf ze worden helemaal ongevoelig en onverschillig. Die echter de volgorde van deze brief van Paulus verstaan, bekommeren zich éérst over Christus en het evangelie, en wel dat je in de eerste plaats kennis van je zonde én kennis van Gods genade hebt. Daarna komt dat je tegen de zonden strijdt, zoals het eerste tot het achtste hoofdstuk je hebben geleerd.
Als je dan tot aan het achtste hoofdstuk gekomen bent, onder kruis en lijden, dan zal het heilige kruis je in hoofdstuk negen tot elf wel goed onderwijs geven over de uitverkiezing, namelijk hoe vol troost deze leer is. Want zonder lijden, kruis en doodsangsten kun je de verkiezing niet zonder schade en verborgen opstand tegen God overdenken. Daarom moet Adam eerst goed dood zijn, voordat je dit kunt verdragen en deze sterke wijn kunt drinken. Daarom, pas er voor op, dat je niet van deze wijn drinkt wanneer je nog een zuigeling bent (1). Er is een zekere maat, tijd en leeftijd voor ieder leerstuk.