De liefde is de vervulling der wet

´Wees niemand iets schuldig, dan elkander lief te hebben, want die de ander liefheeft die heeft de wet vervuld´ (Romeinen 13:8, weergave DB 1545). (1)

(…) Het gebod der liefde nu is een kort gebod en een lang gebod, één gebod en veel geboden, geen gebod en alle geboden. Het is op zich kort en één, en voor het verstand makkelijk te begrijpen. In de praktijk echter is het lang en véél en niet te doorgronden, want alle geboden zijn erin besloten en worden erdoor geregeerd. Het is helemaal geen gebod als je naar de werken kijkt, want het heeft geen bijzonder werk dat met name genoemd wordt.

Toch zijn het alle geboden, omdat de liefde het werk van alle geboden is en moet zijn. Op deze manier heft het alle geboden op en geeft het alle geboden. En wel om deze reden: wij moeten weten en leren om geen gebod, geen werk verder te houden of te achten dan alleen in zoverre de liefde dat vereist.

Omdat wij nu op aarde niet zonder werken kunnen of mogen zijn, moeten er ook veel verschillende geboden zijn, waarin de werken omschreven worden. Maar toch zó dat de liefde moet regeren en keizerin is over alle wetgevers die gebieden de werken te laten en te doen. Want alles moet de liefde dienen en zonder dat mag geen werk blijven of voortgang hebben.

Bron: Maarten Luther: Fastenpostille 1525, vgl. WA 17.2, 95, 17-30

Geloof en liefde moeten boven alle wetten staan en die alle regeren. Want aangezien alle wetten tot geloof en liefde aanzetten, moet geen wet meer van kracht zijn of ook wet blijven, ingeval deze tegen het geloof en de liefde ingaat. Want ook Christus zegt dat men de sabbat mag breken en een koe die in een put gevallen is, er weer mag uittrekken – wat toch op zich maar een tijdelijke nood en schade is. Veelmeer moet men allerlei wetten breken als de lichamelijke [of geestelijke] nood [van een mens] dat vereist, zodat er in zo’n geval niets mag gebeuren wat tegen het geloof en de liefde is. Zoals Christus zegt dat David dit heeft gedaan toen hij [en die met hem waren] van de heilige broden hebben gegeten (2).

Bron: Maarten Luther: Vorrede auf das Alte Testament, 1523 (1545), vgl. WADB 5, 6, 8-31 (verkort)
(1) Zie ook Galaten 5:14; 1 Timotheüs 1:5
(2) Zie Markus 2:23-28; 3:1-6

Zie verder ook de volgende webpagina’s: