Vasten omdat… uw Bruidegom is weggegaan…

Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn,
dan zullen zij vasten in die dagen.
(Lukas 5:35)

1 Op mijn bed zocht ik in de nachten
Hem Die ik innig liefheb,
Ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet.
2 Ik dacht: Laat ik toch opstaan en in de stad rondtrekken,
door de straten en over de pleinen,
Hem zoeken, Die ik innig liefheb.
Ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet.
(Uit Hooglied 3)

(…) Zie, dit is wat ik u ook moet zeggen, dat uw Bruidegom is weggegaan, dat de Zaligmaker Jezus uit onze gemeente is heengegaan, dat de Heere Zijn Geest en genade van ons heeft weggenomen. Hoe kunnen we dat zeggen? De Zaligmaker heeft toch beloofd dat Hij met ons zal zijn tot de voleinding der wereld? Dat Hij Zijn gemeente wil bouwen en bewaren en dat de poorten van de hel haar niet zullen overweldigen? Inderdaad, maar dat wil niet zeggen dat de Kerk altijd voorspoedig en vruchtbaar zal zijn. Deze belofte wordt in zoverre vervuld dat Hij op aarde Zijn volk zal hebben, en dat er altijd een kerk zijn zal zoals ten tijde van Elia. Deze meende dat hij alleen was overgebleven, terwijl er nog wel zevenduizend door de Heere waren bewaard. Dit wil dus zeggen dat Hij altijd Zijn kinderen zal bewaren. Die kleine kudde zal Hij beschermen, hetzij hier of op een andere plaats, zelfs al was het in het pausdom.

Wij mogen wel zeggen, dat wanneer de Bruidegom is weggegaan, Hij niet altijd wegblijft. Uiteindelijk zal Hij terugkomen. We zullen Hem ook weer vinden als we Hem zoeken, zoals de bruid in het Hooglied. Als zij lang gezocht had, vond ze Hem, hield Hem vast en liet Hem niet gaan totdat ze Hem in de kamer van haar moeder gebracht had, ‘in de binnenste kamer van haar die haar gebaard had’. Er komt dan een sterk verlangen om zich aan Hem over te geven, wanneer de Heere in het hart van een mens komt om het in te nemen, zoals de bruid zegt: ‘Gij hebt mij het hart ingenomen’ (Hooglied 4:9), gelijk een geweldige een stad inneemt. Hij zal in deze stad zijn intrek nemen en zijn onderdanen wetten geven, waaraan zij zich moeten houden. Zij zullen moeten buigen en zich onderwerpen. Zo is het ook als Koning Jezus het hart van een mens heeft ingenomen. Dan wordt Hij daarin hun Heer. Hij zal Zijn troon daarin vestigen. Hij zal daarin woning maken. Hij zal het regeren en bewerken. Hij zal het hart besturen en tot een tempel van de Heilige Geest maken.

Dit wonen moet niet zo opgevat worden alsof de Zaligmaker een uitwendig Koninkrijk zal oprichten, zoals de Joden in het Oude Testament op al het uiterlijke zagen, en riepen: Des Heeren tempel! Nee, het is zoals Paulus zegt in Romeinen 9:8, dat niet de kinderen van het vlees, maar de kinderen der beloften Gods kinderen zijn. We moeten daarom letten op de zekere beloften die de Heere gedaan heeft: ‘Uw poorten zullen steeds openstaan, zij zullen des daags of des nachts niet toegesloten worden; opdat men tot u inbrenge het heer der heidenen, en hun koningen tot u geleid worden’ (Jesaja 60:11). En ook vers 16: ‘En gij zult de melk der heidenen zuigen, en ge zult de borsten der koningen zuigen; en gij zult weten, dat ik de HEERE ben, uw Heiland, en uw Verlosser, de Machtige Jakobs.’
Sommigen zullen zeggen dat het voorzeggingen zijn die de eindtijd betreffen. Zij moesten echter Gods Woord eens gaan onderzoeken, want zullen die beloften vervuld worden, dan moet immers de Bruidegom wederkeren met Zijn Geest en genade. De heerlijkheid der Kerk blijkt niet uit het grote aantal leden, en slaat ook niet op de uitwendige glans van de kerk, maar dat ze toeneemt in heiligheid en zelfverloochening en meer andere geestelijke deugden. Zie christenen, dat is de rechte heerlijkheid.

De Zaligmaker zegt dat we de tekenen der tijden moeten onderscheiden. Laten we dit samen eens doen en in de voortgang der eeuwen drie perioden onderscheiden. (…)

Bron: Preek van J. van Lodenstein (1620-1677) – Uitgegeven in de Reveilserie van Stichting “Smytegelt-fonds”.

3 Op de dag van mijn nood zoek ik de Heer,
bij nacht hef ik mijn handen, rusteloos,
mijn ziel laat zich niet troosten.
4 Ik denk aan God en moet zuchten,
mijn gedachten vermoeien mijn geest. sela
(Uit Psalm 77)

Lees/download heel de preek: Het ware vasten (uit Reveilserie)