Wat we kunnen/zullen nalaten in onze samenkomsten

Hieronder een overzicht van zaken en handelingen, die we beter kunnen nalaten in de zondagse samenkomsten van Gods Gemeente, omdat ze het gezamenlijke en gemeenschappelijke in en van de dienst niet ondersteunen of dit zelfs tegenwerken (1).

1. Het met elkaar kennismaken op verzoek van de predikant aan het begin van de dienst.

Wanneer men kennismaking met of begroeting van broeders en zusters van de gemeente niet voor het begin van de dienst heeft willen of kunnen doen of wanneer men na de dienst in de gelegenheid is om dat eventueel alsnog te doen, dan is het toch niet nodig om bij de start van de dienst de aandacht voor en het uitzien naar het gezamenlijke begroet worden door onze God en het zingend met elkaar begroeten van onze God te “doorbreken” met een plotselinge en door de predikant/voorganger “opgelegde” en daardoor nogal gekunstelde begroeting van elkaar?! Wanneer er veel gasten zijn, dan kan dat eventueel op een wat later moment in de dienst  natuurlijk wel een plaats gegeven worden. Toch kan ook dan de voorkeur worden gegeven aan het hartelijk welkom heten van de gasten bij de aanvang van de dienst, waarbij ze dan ook hartelijk worden uitgenodigd om na de dienst nog nader kennis te maken met de leden van de gemeente.

2. Het bij/voor de kansel in stilte uitspreken van een gebed door de predikant/voorganger.

Met een knipoog naar de tekst, waar van de Schriftgeleerden gezegd wordt “zij staan graag te bidden op de hoeken van de pleinen en maken hun gebedsriemen breed”, kunnen we van dit bidden toch ook zeggen dat het de indruk wekt van een openbare individuele vrome handeling (*), die bepaald niet het gezamenlijke van de samenkomst benadrukt en onderstreept. De gemeente, de kerkenraad en de predikant hebben de hele week en tot vlak voor de dienst de gelegenheid om zich over alle aspecten van de dienst en betrokken personen in gebed naar God uit te spreken. De predikant mag zich gedragen weten door het voortdurend gebed van gemeente en kerkenraad wanneer hij de kansel of het podium op gaat. En, de predikant/voorganger of een ander zal later toch ook nog tijdens de dienst in het gezamenlijk gebed, dus samen met heel de gemeente, nog vragen om een zegen over de dienst en over de Woordverkondiging.
(*) Natuurlijk is het heel belangrijk dat een predikant/voorganger het podium en/of de kansel niet opgaat met een air en presentatie, die er blijk van geeft, dat hij meent dat het aan hem wel (erg) goed (uit)besteed is om (ook deze keer weer) van de betreffende dienst een zegenrijk en/of succesvol gebeuren te maken. Een bescheiden presentatie past een dienaar van het Woord, die namens God mag gaan spreken tot de gemeente van onze Heer Jezus Christus.

3. Het in stilte ieder voor zich laten bidden tijdens de dienst.

Ook hiervan kan en moet gezegd worden dat het een onderbreking is van het gezamenlijke van de dienst, die vroom lijkt, maar in een samenkomst van de gemeente toch niets wezenlijks toevoegt. Juist waar het lichaam van Christus gezamenlijk bidt en dit doet bij monde van de predikant/voorganger of een broeder of zuster, daar mag Gods gemeente in het geloof zeker weten, dat al haar noden worden meegenomen, ook als zij niet afzonderlijk worden uitgesproken, en dat alles wat wij als gemeente, maar ook individueel, nodig hebben reeds (lang) bekend  is bij God de Vader, die zijn kinderen, die in gezamenlijk gebed voor zijn aangezicht komen, graag al het nodige en goede wil en zal geven.

4. Het rondom de samenkomsten werken met (vormen van) “ministry-gebed”.

Het voor of na (soms zelfs tijdens) de samenkomst voor iemand laten bidden is een nieuw verschijnsel in ons huidige kerk/gemeente-leven. Natuurlijk kan dit afzonderlijk bidden met een ander elders en later in de week wel als liefdedienst bewezen worden (zie bijv. Jakobus 5), maar het hoort bepaald niet thuis rondom of in de zondagse samenkomsten van de gemeente. Het doet daar eerder afbreuk aan het geloof in onze enige Middelaar en aan de zorg van onze Hemelse Vader voor al zijn kinderen en voor allen voor wie gebeden wordt en waarvan Hij er heus geen over het hoofd ziet bij het gezamenlijk gebed van Zijn Gemeente.
De gebedsvrager zal er juist op moeten worden gewezen, dat wij sinds Jezus verzoenend lijden en sterven, wij allen rechtstreeks naar de troon van Genade mogen gaan, zonder bemiddeling van mensen. Ook kunnen we dan wijzen op wat Jakobus ons leert over het bidden om wijsheid en dat we daarbij dan ook vast behoren te geloven en te vertrouwen dat ons die nodige wijsheid geschonken wordt. Wanneer een broeder of zuster of bezoeker tijdens of na de samenkomst met problemen komt, die liggen op een gebied waarvan de bevraagde/hulpverlener geen kennis van zaken heeft (of dat nu problemen betreft op het gebied van gezondheid, huwelijk, gezin, werkgelegenheid etc.), dan moet deze niet om de benodigde wijsheid gaan bidden en doen alsof hij/zij die wijsheid nu wel zal ontvangen om die dan aan de gebedsvrager door te kunnen geven. Dan behoort hij/zij zo iemand heel nuchter door te verwijzen naar meer direct betrokkenen of een ter zake deskundige. En dan mag de gebedsvrager, bijvoorbeeld na consultatie van een “deskundige”, zo nodig of mogelijk met één of meer andere gemeenteleden, om wijsheid bidden, maar met de bedoeling om dan later zelf de juiste keuzes te kunnen en durven maken en de nodige beslissingen te nemen. De gebedsvrager, die daarna zelf of samen met een ander gebeden heeft, mag dan zeker weten dat zijn keuzes en beslissingen staan onder de genadige leiding van God en dat zelfs de keuzes en beslissingen die met veel tekortkomingen en gebreken en mogelijk zonden werden of worden gemaakt, hem of haar (en anderen) niet “ten kwade” zullen zijn, maar genadig “ten beste gekeerd” zullen worden. We kunnen bij ons bidden nooit groot genoeg denken van Gods genade en almacht.

5. Het overstemmen of opzwepen van de gemeentezang door de “begeleidende” muziek.

Of dit overstemmen of opzwepen nu wordt veroorzaakt door een organist, of door een combo of door een ander samenstel van muzikanten, maakt natuurlijk niet uit. Heel belangrijk is dat we duidelijk kunnen horen en beleven met elkaar, dat onze stemmen zich “eendrachtig paren” tot samenzang. Samenzang waarin en waarmee wij gezamenlijk, en niet ieder voor zich,  met voldoende eerbied en ontzag, bidden, danken en zo lof brengen aan onze God*.
* Buiten de zondagse samenkomsten is er natuurlijk (veel) meer ruimte voor allerlei vormen van muzikale begeleiding en/of vormen van samenzang of juist solo-zang!

6. Het zingen van liederen waarin het “IK”en “MIJN” teveel/verkeerd  benadrukt worden.

In onze zondagse samenkomsten verdient het zingen van Psalmen (Gods Woord!) de voorkeur of een gezang/lied waarin vooral toch het gemeenschappelijke van ons geloof en het gericht zijn op God en wat Hij (ons) doen zal bezongen wordt.

7. Toneelstukjes of allerlei andere activiteiten (laten) uitvoeren door jongeren of volwassenen. 

Hoe groot is hierbij het risico dat we voor, tijdens of na de zondagse samenkomst ons vooral druk (moeten) maken over en/of laten afleiden door zaken, die van veel minder belang zijn, dan wat de Heilige Geest ons in de samenkomst te zeggen heeft in en door Gods Woord en de bediening van de Sacramenten?! Dat we noodzakelijkerwijs veel aandacht moeten hebben voor en  willen geven aan allerlei bijkomstige aspecten, die te maken hebben met het moeten optreden van mensen en met de uitvoering van allerlei activiteiten en dat we naderhand vooral spreken over de (al of niet geslaagde) gang van zaken en de rol van mensen daarin en daarbij (a). Alleen al het (onvermijdelijke?) applaus na een optreden of uitvoering laat zien dat we bijkomstige aspecten meer aandacht willen/moeten geven dan gepast is in een zondagse samenkomst van Gods Gemeente. Want het is toch zo dat we in die samenkomsten liefst onze drie-enige God alleen onze aandacht, lof en dank geven voor het mogen en kunnen samenzijn als gemeente rondom het door Hem aan ons geschonken/verkondigde Woord en de bediening van de Sacramenten (b).
(a) Ook bij (te) veel aandacht voor muzikale bijdragen tijdens de dienst is dit risico groot.
(b) Hoe meer liefde en aandacht voor onze drie-enige God zelf in wat Hij ons kan en wil aanreiken door de bediening van Zijn Woord en de bediening van de Sacramenten en voor wat Hij ons geven wil in en door gezamenlijk gebed en lofprijzing, hoe meer zegen we mee krijgen voor ons (samen!)leven in en na de samenkomsten. Dat is vele malen belangrijker dan wat wij mensen elkaar kunnen bieden met eigen woorden en/of beelden of met allerlei vormen van eigen activiteit en optreden(c). Anderen (m.n. ook onze jeugd) zullen scherp opmerken wie (Wie!) en wat “ons hart” heeft (gehad) bij het voorbereiden en bijwonen van de samenkomsten en hoe en wat we daarvan meenemen naar huis en of en hoe dat tot uiting komt in ons leven de week daarop!
(c) 38 Toen ze verder trokken ging hij een dorp in, waar hij gastvrij werd ontvangen door een vrouw die Marta heette. 39 Haar zuster, Maria, ging aan de voeten van de Heer zitten en luisterde naar zijn woorden. 40 Maar Marta werd helemaal in beslag genomen door de zorg voor haar gasten. Ze ging naar Jezus toe en zei: ‘Heer, kan het u niet schelen dat mijn zuster mij al het werk alleen laat doen? Zeg tegen haar dat ze mij moet helpen.’ 41 De Heer zei tegen haar: ‘Marta, Marta, je bent zo bezorgd en je maakt je veel te druk. 42 Er is maar één ding noodzakelijk. Maria heeft het beste deel gekozen, en dat zal haar niet worden ontnomen.’ (uit Lucas 10)

(1) De schrijver meent heus niet alle wijsheid in pacht te hebben over de onderwerpen waarover hier geschreven is en staat open voor opbouwende kritiek. Ook kan of moet van wat hierboven genoemd is aan zaken, waarvan de schrijver meent dat het beter is om ze na te laten, steeds gezegd worden dat het niet (ronduit) on-Bijbels is wanneer we ze wel gebruiken in onze samenkomsten.

Plaats een reactie