Onze samenkomsten: Gods dienst aan ons of onze dienst aan God?

41 Jezus antwoordde en zei tegen haar: Martha, Martha, u bent bezorgd en maakt u druk over veel dingen. 42 Slechts één ding is nodig. Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat niet van haar zal worden afgenomen. (Uit Lucas 10)

Er is alle reden om de zondagse samenkomsten van de gemeente (weer) te (leren) zien en aanvaarden als een tijd en plaats van en voor “Gods Liefde-dienst aan ons” en niet als een tijd en plaats voor ons om God te dienen met onze gaven en krachten. Natuurlijk is het daar aanwezig en het op bepaalde manieren actief zijn van ons (in verkondigen en luisteren en ook in bidden en lofprijzing) ook een bepaalde vorm van onze Liefde-dienst, maar op toch op een andere manier dan velen momenteel menen dat daaraan inhoud kan of moet worden gegeven.

Buiten onze samenkomsten en in de werkweek, daar krijgen we alle tijd en gelegenheid om onze gaven en krachten (bijv. op gebied van retoriek, zang en muziek, kunst en wetenschap) overal en op allerlei manier in dienst te stellen van onze drie-enige God (3). En hoe meer we dat in al ons bezig zijn willen doen en daadwerkelijk doen, hoe meer we zullen ontdekken, dat we de dienst van God aan ons, zoals die tot ons komt in en door persoonlijke Bijbelstudie (lezen en overdenken) en gebed en lofprijzing, ook hard nodig hebben en hoe goed het is wanneer wij dat ook samen doen in kleinere kringen, zoals die van het gezin, of van familie en/of broeders en zusters van onze gemeente.

Wanneer we de zondagse samenkomst van de gemeente aanvaarden als een plaats waar we als arme bedelaars komen en waar God ons wil dienen met Zijn Woord en Geest en dat Hij daar ook ons bidden en aanbidden en onze lofprijzing met woorden en Psalmen en gezangen helemaal wil gebruiken als Zijn dienst aan ons en zo tot heil voor ons, dan komen we weer op het juiste spoor en krijgen we weer het rechte zicht op wat er in zo’n samenkomst van belang is en wat juist ook niet. Welke vormen van verkondiging en van muziek en zang daar wel passen en gebruikt kunnen worden en welke andere bepaald niet.

Wanneer we in de samenkomsten alle ruimte willen geven aan het werk van de Heilige Geest, want door Hem wil God daar aanwezig zijn en werken, dan moet ons duidelijk zijn dat Gods Woord en het werk dat de Heilige Geest daarmee doet en doen kan, daar in alles centraal behoort te staan. Gods Woord, de Sacramenten en het werk van de Heilige Geest zijn de enige onoverwinnelijke machten die hier op aarde werkzaam zijn tot eer van God. Alle (eigen) kracht en macht van mensen en kracht en macht van de boze kunnen daar niets aan bijdragen en/of zullen of willen dat alleen maar tegenwerken en daar afbreuk aan doen. En waar het mensenwerk betreft moeten we er bij zeggen: Hoe goed bedoelt ook,  het heeft Gods zegen niet, omdat God alleen op het hoogst geëerd wordt, daar waar duidelijk is en wordt, dat Hij met Zijn Woord en Sacrament en Geest het werk in en door en voor ons verricht. (1).
Wanneer dan in zulke “eenvoudige” samenkomsten toch zwaar beproefde en bedroefde of boze harten toch (weer) tot vreugde in God en tot bidden gebracht worden en tot hartelijk meezingen van Gods lof, dan kan en mag er ook geloof en vertrouwen zijn, dat dit Gods werk is geweest en dat het niet maar onze enthousiaste inbreng en onze (professionele) inzet van middelen geweest is die een verandering van stemming hebben bewerkt en/of oorzaak zijn van nieuw of hernieuwd geloof en vertrouwen.

Daarom moeten wij elkaar in onze samenkomsten niet met en door allerlei hulpmiddelen (gebouw, bijzondere beelden en symboliek, muziek, zang en theater, maar ook niet met processies en allerlei andere mogelijke “heilige handelingen”) in een heilige, devote of juist enthousiaste stemming willen brengen (2).  We moeten er ons (daar) juist van verzekeren dat de Heilige Geest alle ruimte krijgt en alle werk mag doen om met Gods Woord, de Sacramenten en de daar vergaderde gemeente, als tegenwoordig lichaam van Jezus Christus, ons vreugde in het hart te geven en deze te laten doorwerken in heel onze ziel (lichaam/lijf) en heel ons verstand. Dáárom zingen we daar – samen, met z’n allen dus! – het liefst vooral Gods Woord met de berijmde Psalmen of met door de Kerk getoetste en beproefde gezangen. Dáárom geven we allerlei muziek (van orgel, combo, etc.) en solo- en of koorzang dáár geen belangrijke of overheersende inbreng en krijgt dit van ons niet meer dan een ondersteunende taak en zeker geen overstemmende (of zelfs opzwepende) functie. Tenminste, het zou goed zijn wanneer bovenstaande (weer) praktijk zou zijn en blijven in onze samenkomsten…

Maar het denken over de inrichting van onze samenkomsten staat momenteel zo onder invloed van “de geest van deze tijd”, dat het de vraag is of de hierboven aangevoerde Bijbels argumentatie nog voldoende duidelijk en overtuigend is om allerlei andere visies (binnen kerken en gemeenten) op de inrichting van onze samenkomsten zomaar op te geven… Maar, hopelijk biedt wat hier geschreven is de lezer toch reden om doel en inhoud van de samenkomsten van de gemeente van onze Heer Jezus Christus opnieuw te overdenken en toetsen aan Gods Woord.

(1) Het is voor onze dienst aan God veel eenvoudiger om Hem in onze samenkomsten op de zondag te dienen met bijvoorbeeld allerlei zware en sombere godsdienst of met alle soorten van lichte en vrolijke godsdienst, dan om Hem ook buiten onze samenkomsten boven alles lief te hebben en te eren met geheel ons hart en met heel onze ziel en verstand. Maar ook met alle middelen zoals gezondheid en tijd, goed en geld die Hij ons ter beschikking geeft om ook onze naasten daarmee te dienen.  Juist daarom is aandacht en zorg voor wat er in onze samenkomsten wel en niet dient te gebeuren op gebied van verkondiging, luisteren, bidden, lofprijzing van zoveel belang.
(2) 27 Maar wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen; 28 wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen. 29 Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen. (Uit 1 Kor. 1)
(3) 1 Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. 2 En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene. (Uit Romeinen 12)

Zie ook de volgende webpagina’s: